trivia

Toen in 1842 "De Oostermolen" op de Vetkamp werd herbouwd, was de nieuwe molen waarschijnlijk al een molen met een verleden. De molen had waarschijnlijk voordien in de Zaanstreek gestaan, tenminste, wanneer men afgaat op constructiedetails, zoals: 
1. De vorm van de romp. De sterk gebogen lijnen, de "zeeg" van het achtkant wijzen in deze richting. 
2. De lange spruit ligt achter het bovenwiel, hetgeen elders ook wel voorkomt, bijvoorbeeld in Groningen, maar op de Noord-Veluwe nauwelijks, terwijl het een algemeen kenmerk van Zaanse molens is. 
3. De aanwezigheid van een teerdeur. Dit is een typisch kenmerk van een Zaanse molen. Het luik (of het grote kistraam) op de kapzolder, onder het boventafelement, dat men vroeger gebruikte om verfwerk aan de kap te verrichten. 
4. Het onderachtkant is van hout; het staat op een stenen voet van een paar meter hoogte. Men ziet dit wel meer bij verplaatste Zaanse molens: bijvoorbeeld bij "De Traanroeier" in Oudeschild, of bij "De Krijgsman" in Blokker. De hoogte van het houten onderachtkant komt overeen met de hoogte, die voor een Zaanse molen gebruikelijk was. 

Maar welke Zaanse molen is dan als "De Oostermolen" in Nijkerk herbouwd? 
Opvallend is, dat het achtkant van de molen met horizontale planken bekleed was. Immers, vrijwel alle achtkante molens op de Veluwe waren met riet gedekt (die van Harderwijk oorspronkelijk met, maar dat was ook een "import"-molen). Ook de meeste Zaanse molens waren met riet gedekt. Nu was er één soort industriemolens in de Zaanstreek, die vrijwel alle een met planken beklede romp hadden: de witpapiermolens. 
De reden daarvan was, dat men begrijpelijkerwijs in een molen waar wit papier vervaardigd werd zo min mogelijk last van stof mocht hebben, omdat dat de kwaliteit van het papier niet ten goede kwam. Vandaar, dat men de voorkeur aan hout boven riet voor de bekleding van de romp gaf, omdat daar veel minder stof aanhing. Mogelijk was dus "De Oostermolen" eerder een Zaanse papiermolen. 
Dit wordt nog meer aannemelijk gemaakt door het bouwjaar van de molen: 1842. De grote daling van het aantal molens in de Zaanstreek zette zich pas in na 1870. Voor één soort molens was de sloper al eerder een realiteit geworden: de papiermolen, omdat het papiermakersbedrijf in zijn oude vorm zo halverwege de 19e eeuw in een crisissituatie kwam te verkeren. 
Als het een papiermolen was, welke dan? In het werk van H. Voorn: Papiermolens in Noord-Holland (Haarlem 1960) worden de lotgevallen van de Zaanse papiermolens uitvoerig beschreven. Gelet op het jaar van de sloop van de Zaanse papiermolens kwam er maar één molen in aanmerking, die naar Nijkerk verplaatst zou kunnen zijn: “de Herder uit Zaandijk, gesloopt in 1842. 
In het boek van P. Boorsma: Duizend Zaanse Molens (Amsterdam 1968) wordt ook “de Herder” beschreven. Bij de sloop van 1842 vermeldt hij, dat de molen 'volgens sommigen elders is opgericht als korenmolen, doch niemand weet waar.' 
Wat ligt dan meer voor de hand dan om aan te nemen, dat 'De Oostermolen' de voormalige Zaandijker witpapiermolen “de Herder” zou zijn. 
Deze veronderstelling wordt nog versterkt door de zeer 'holle' lijn van het achtkant, de slanke vorm van de molen, datgene wat wijst op een achttiende eeuwse molen. Dit klopt, want “de Herder”, die oorspronkelijk in 1689 gebouwd werd, brandde op 10 maart 1750 ten gevolge van blikseminslag af maar werd weer herbouwd. Al met al had de nieuwe 'Oostermolen' al een hele geschiedenis achter de rug, voordat hij in Nijkerk gebruikt werd voor het malen van graan en het pellen van gerst. 

De na de brand overgebleven stenen onderbouw werd enkele meters opgemetseld en van een puntdak voorzien. Hierin maalde men verder. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werden de maalactiviteiten geleidelijk overgebracht naar een gebouw aan de haven. Dit gebouw was ook eigendom van de Fa. van de Bunt. In de molen bleven wel de kantoren en de rest van de ruimte werd benut als opslagruimte. 

Per 1 januari 1969 fuseerde M. van de Bunt N.V. met de Fa. W.C. van Ommeren, eveneens te Nijkerk. Aan de Nijverheidsstraat werd een nieuw kantoor gebouwd bij de veevoerfabriek. In december 1969 werd het kantoor aan het Molenplein opgeheven en verplaatst naar het nieuwe gebouw. De molenvoet werd voortaan alleen maar als opslagruimte gebruikt. De kantoren werden tot twee maal toe gebruikt voor de huisvesting van gezinnen, die eensklaps zonder onderdak kwamen te zitten. Maar wat moest er verder gebeuren met de onderbouw van de oude molen? 
In december 1970 lanceerde een lid van de gemeenteraad van Nijkerk het plan om 'De Oostermolen' weer als windmolen te herbouwen en daarin een V.V.V.-kantoor te vestigen. Dat was technisch gezien misschien wel mogelijk. Men zou bijvoorbeeld gebruik kunnen maken van een elders te slopen molen. Dat zou wel een kostenbesparing opleveren, maar het bedrag, dat dan toch nog voor de herbouw noodzakelijk was, zou niet bepaald onaanzienlijk zijn. Dat zal dan ook wel de reden geweest zijn, dat de gemeente Nijkerk niet inging op dit plan. 
Toch kreeg de molenvoet een nieuwe bestemming: 'De Oosterrnolen' werd door de firma Van de Bunt-Rijnsburger N.V. verbouwd en ingericht voor de kleinverkoop. Op 18 februari 1972 werd 'De Oosterrmolen' voor het publiek geopend. Er is nu in de voet van 'De Oostermolen' van alles te koop: 
kippen- en duivenvoer, voer voor huisdieren, kunstmest, zaden, bloembollen, hengelsportartikelen, tuinmeubelen, tuingereedschap en noem maar op.