- bouwjaar
- verdwenen
-
door oorlogsgeweld
- geschiedenis
-
24-03-1866: Venloosch weekblad
METSELAARSBAZEN die tot het bouwen eener nieuwe windmolen, in de gemeente Maasbree, genegen zijn, circa 130,000 stuks steenen te leggen, vervoegen zich Maandag den 2 April e. k. 's namiddags ten 2 ure bij den schrijnwerker LOUIS VAESEN te Maasbree, waar de conditiƫn nader zullen bekend gemaakt worden. MEJ. WED. H. VAN DE LOO. - M. ANDRIESSEN
Aan het einde van de Veestraat, aan de westzijde van het dorp, thans de Molenstraat genaamd, werd in 1867 een stenen bergmolen gebouwd in opdracht van Michiel Andriessen. De vergunning ervoor was al in 1865 verkregen door de weduwe Antoinette van de Loo, maar zij verkocht vergunning en grond aan Andriessen.
Bij de molen werd een stal voor het karrepaard gebouwd, het molenaarshuis kwam pas later. Het was een tamelijk forse molen met een koppel blauwe Duitse stenen en twee koppel kunststenen voorzien van een regulateur. De kap was gedekt met eikehouten schaliƫn. Het gevlucht had een lengte van 26,50 m.
1878: In 1878 overleed Michiel Andriessen, de molen met huis en stal nalatend aan zijn minderjarige zoon Johan. De weduwe Johannea Hubertina Andriessen-Selen kreeg het vruchtgebruik, beiden bezaten een half-bloot eigendom.
1899: De weduwe bleef tot 1899 molenaresse, en verkocht de molen toen aan Jacobus Peters, afkomstig uit Venlo.
Peters was een zoon van de molenaar E.L. Peeters van de Bovenste (Hout)Molen te Venlo, Tenbruggencatenummer 03903 c. Toen Peters reeds rond 1900 stierf, liet hij Petronella Bos als weduwe met de minderjarige kinderen Willem, Jean, Wilhelmina en Piet achter.
In het begin van de 20e eeuw erd het molenaarsbedrijf geleid door de weduwe Peters-Bos, "'t meulewiefke". Onder die bijnaam kreeg de molen in de streek vermaardheid. Jean of Sjang en Piet zetten later als de Gebr. Peters het muldersbedrijf voort.
In 1915 werd een Deutz gloeikopmotor en een maalstoel onder in de molen als hulpkracht geplaatst; in 1936 werd een magazijn bijgebouwd.
Op 18 november 1944 werd de molen door Duitse troepen opgeblazen. Ter hoogte van de steenzolder werden gaten in de romp geboord, waarin een tamelijk lichte lading was aangebracht. Bij de explosie stortte het bovenste gedeelte in elkaar.
Na de bevrijding op 21 november werd het puin geruimd en het overblijvende deel van de romp met een kap afgedekt. De motor en de maalstoel waren nog bruikbaar en konden na enig herstel weer in gebruik worden genomen.
Op de molen rustte in verband met de uitkering van de oorlogsschaderegeling een herbouwplicht. In 1954 werd het bedrijf met de herbouwplicht verkocht aan Johanna Maria Rooyackers, de weduwe van Johannes Mathias Laurentius van de Pero-molen, Tenbruggencatenummer 00219.
Bron: De Molens van Limburg van P.W.E.A. van Bussel 1991. Verzameling H. van der Kaay.