bouwjaar
>
verdwenen
1950 verbrand 1982 restant gesloopt
geschiedenis

22-04-1950: 'Nieuw Noord-Hollandsch Dagblad' 
"Zaterdag 22 april
"De Molen van Kuin" afgebrand
Hoorn. -
Vanmorgen is de bijna 200 jaar oude molen "De Vergulde Korenaar" aan het Keern, vanouds bekend onder de naam van "De Molen van Kuin", door een korte maar zeer felle brand practisch totaal verwoest.
Om tien minuten voor elf ontstond de brand doordat vonken uit de uitlaat van de motor schoten en in het rieten dak terecht kwamen. Het vuur vond gretig voedsel in het zeer brandbare en oude materiaal en in een ommezien was het gehele rieten omhulsel weggebrand en had de droge en tamelijk straffe Noorderwind vrij spel door het houten geraamte.
Op het ogenblik van 't uitbreken van de brand waren de 2 knechts van de tegenwoordige molenaar, de heer Beelen, in de molen aan het werk. Het waren Simon Laan en Jan Manshanden.
De Hoornse brandweer was enkele minuten na elf uur aanwezig en onder leiding van brandmeester Kramer werden er na enkele ogenblikken vijf stralen op de brandende molen gericht. Op dat ogenblik was het riet geheel weggebrand.
Er bevond zich ongeveer 45 ton graan en meel in de molen waarvan men niets meer heeft kunnen redden. Het was immers door de grote hitte onmogelijk in de molen door te dringen.
De politie regelde op voortreffelijke wijze het verkeer waardoor de brandweer op geen enkele wijze in haar taak belemmerd werd. Men had de spoorbomen op het Keern gesloten.
Op het terrein van de brand waren aanwezig Burgemeester Canneman, de gemeentesecretaris de heer Peeman en wethouder Kaldenbach.
De molen is tegen brand, maar niet tegen bedrijfsschade verzekerd.

Om tien minuten voor half twaalf, nauwelijks een half uur nadat de eerste vlammen waren uitgeslagen, was de houten opbouw van de molen aan de voet doorgebrand. Het enorme gevaarte wankelde een ogenblik, draaide toen een kwartslag en stortte met een zware klap ineen, waarbij een van de wieken rakelings de brandweerlieden passeerde, die zich enkel door snel terzijde te springen in veiligheid konden brengen.

Zo restte van het sierlijke bouwwerk, waarvoor nog onlangs een crediet van ƒ 3500,- was toegestaan, waaruit de restauratie zou kunnen worden bekostigd, niets meer dan een walmende ruïne, waarvan de verstikkende rook over het Keern stadwaarts wolkte, zoals tevoren het verkoolde riet had gedaan.
Toen wij tegelijk met de brandweer het terrein van de ramp bereikten was de molen nauwelijks tot op een afstand van twintig meter te naderen door de geweldige warmte die het brandende riet verspreidde. Dat de windrichting van de woning van de heer Beelen was afgekeerd, mag dan ook nog als 'n geluk worden beschouwd, hoewel deze windrichting tegelijk waarschijnlijk de oorzaak ervan is geweest, dat de brand direct zulke catastrophale afmetingen aannam.
De noodlottige vonken woeien namelijk uit de op de machinekamer geplaatste open schoorsteen die pal ten Noorden van de molen daartegenaan is gebouwd. Zo vatte het riet vlam aan de met het oog op de wind meest ongunstige zijde waardoor het vuur nauwelijks te stuiten zou zijn geweest, zelfs indien de brandweer op hetzelfde moment zelf aanwezig had kunnen zijn."