bouwjaar
bestemming

Bemalen van de Grebpolder (onderbemaling polder Geestmerambacht), thans op vrijwillige basis

molenmaker
K. Kriller, Schoorl (1876)
omwentelingen
geschiedenis

De ca. 162 ha grote Grebpolder vormt een lager gedeelte binnen de polder Geestmerambacht, en is vanouds verdeeld in twee delen, de Oude of Weidgreb en de Nieuwe of Rietgreb. De Weidgreb bestond uit oud land en werd krachtens een uitgiftebrief van Lamoraal, Graaf van Egmond van 31 oktober 1547, in het daaropvolgende jaar drooggemaakt. De droogmaking van de rietlanden van de Nieuwe Greb volgde kort daarna. Beide delen die door het polderwater van Geestmerambacht van elkaar waren gescheiden, waren onderling verbonden met een grondduiker. De bemaling ervan heeft volgens oude kaarten altijd plaats gehad door een achtkante molen, die vanaf het begin gestaan heeft op de plaats van de huidige molen.
Nog voor 1819 is in de bemaling van de Greb opgenomen een gebied van ca. 17 ha genaamd de Rekerkoog. Dit tussen de Greb en het Noordhollands Kanaal gelegen poldertje had vroeger een eigen molentje. Op een van kort voor 1680 daterende kaart staat het aan de oostrand van de Rekerkoog aangegeven. Het molentje is al voor 1819 verdwenen, maar zijn voorboezem was tot aan de ruilverkaveling in 1956 nog aanwezig.
Lange tijd werd de molen ook gebruikt voor het inmalen van water ten behoeve van de rietgronden in de Nieuwe of Rietgreb. De scheidingssloot tussen beide delen van de polder werd dan jaarlijks gedurende zekere tijd van het water van Geestmerambacht afgedamd om als toevoerleiding naar de Rietgreb te dienen.
Het in de Oude of Weidgreb ingelaten water van de polder Geestmerambacht werd vervolgens in de afgedamde sloot zo hoog opgemalen, dat het over de kade van de Rietgreb stroomde en deze onder water zette. In 1909 werd besloten dit inmalen te staken, mede vanwege de toen lage rietprijzen, en sindsdien is de rietcultuur geleidelijk uit de polder verdwenen.

In de nacht van 14 op 15 maart 1876 brandde de achtkante schepradmolen van de Grebpolder door blikseminslag af, waarna in datzelfde jaar de huidige vijzelmolen voor ƒ 8875,-- werd gebouwd door molenmaker K. Kriller.
Opmerkelijk is dat de nieuwe molen duidelijk kleiner werd dan de voorganger: de vlucht daarvan bedroeg 22 meter, de huidige molen heeft het moeten doen met 16,50 meter. De beste verklaring is dat door de toen al wijzigende bestemming van het te bemalen gebied een grotere molen niet meer nodig was en men aan een iets kleinere molen genoeg had. 
Het jaartal '1875' op het bovenwiel lijkt misplaatst: de molen is immers een jaar jonger! Mogelijk was men in die tijd van plan was de oude, mogelijk nog uit de tijd van de drooglegging daterende molen, van een nieuw bovenwiel te voorzien. 

Tot 1925 is uitsluitend op windkracht gemalen. In dat jaar werd bij de molen een klein hulpgemaaltje geplaatst in de vorm van een houten vijzel die door een benzinemotor werd aangedreven. De Grebpolder is in 1956 verkaveld en daarbij in vier verschillende afdelingen met een eigen peil verdeeld. In het kader van de verkaveling werd het door de molen bemalen oppervlak vergroot van 114 ha tot 162 ha, doordat aan de Grebpolder een stuk tussenliggend en meeverkaveld land van de polder Geestmerambacht werd toegevoegd. Bij die gelegenheid is de molenvijzel vernieuwd, voor diepere bemaling geschikt gemaakt en voorzien van een dieselmotor als hulpkracht.

In 1969 werd in het kader van de ruilverkaveling Geestmerambacht het gebied rond de Grebpolder verkaveld en is het polderpeil er ca. 1,2 m. verlaagd. Drie afdelingen laten hun water nu rechtstreeks af op het Geestmerambacht. De andere wordt tezamen met enig ander land en een totaal oppervlak van ca. 108 ha. nog bemalen. Hiervoor is toen naast de molen een klein elektrisch vijzelgemaaltje geplaatst. De molen is als gevolg hiervan buiten bedrijf gekomen maar wordt sinds 1972 toch weer geregeld in werking gesteld.
Teneinde verrotting van de fundering te voorkomen wordt het water in de voorwaterloop sindsdien door middel van een damwand met overstort en pompje kunstmatig op de hoogte van het voormalige polderpeil van bet Geestmerambacht gehouden.

De bovenas is, met een (inmiddels vervangen) buitenroe en kruilier, in 1930 aangebracht en afkomstig van de in dat jaar gesloopte korenmolen van het naburige Koedijk.

In 1986 brak tijdens het malen de binnenroede. Hierdoor onstond ook schade in de kap (zoals kambreuk in bovenwiel en -bonkelaar) en moest de molen een tijd stilstaan. In 1988 werd alles grondig hersteld. Bij het vernieuwen van de staart werd (helaas) de historische kruilier vervangen door een kruirad.

In de zomer van 2020 stelde men vast dat in één van de roeden een gat was gevallen. Na onderzoek besloot het Hoogheemraadschap vervolgens beide roeden niet te laten repareren maar te vervangen. Voor de molen betekende dit: voorlopige stilstand.
Op 20 augustus 2021 heeft men de roeden gestreken en ook de lange spruit verwijderd; die laatste diende ook te worden vervangen. Het werk aan deze molen bleef niet beperkt tot roeden en lange spruit: men heeft ook een stalen plaat op de kruivloer gelegd, de kuipbouten vervangen en de kap geschilderd. Het door ongedierte aangetaste ondertafelement werd grotendeels vernieuwd.
In september volgden dan de nieuwe roeden en niet lang daarna kon men weer malen.

bronnen

De Alkmaarsche Courant van 19 maart 1876 meldt: "In den nacht van 14-15 heeft op nieuw een hevige storm gewoed [windstooten te Utrecht van 90 k.g.,’s morg. 7 u. 15 min. van 118 k.g.]. -Te Noord-Scharwoude werd de kerktoren door den bliksem getroffen , maar daardoor geene groote schade aangericht ; tusschen door het onweder bij Schoorldam verbrandde de Grebmeermolen. Het in brand geslagen huis van  J. Mosch  werd door den ijver der brandweer van Schoorldam behouden".