bouwjaar
herbouwd
1852
wederopbouw
1979
bestemming

Het malen van graan en het pellen van gerst, thans op vrijwillige basis

molenmaker
S. Nienoord (1818) ? (1852) Fa. Bremer, Adorp (1979)
omwentelingen
geschiedenis

De molen werd in 1818 gebouwd als lage stellingmolen (28 voet) voor rekening van Simon Nienoord; in 1852 volgde verhoging tot 38 voet (ca. 10 meter) in opdracht van A. Cost.

Als eerste molenaar kan worden genoemd Jan Tjaards Rijkels (1798-1837) die de molen, in opdracht van diens schoonvader Sijmen Reintjes Neinoord (geen Nienoord!) in 1818 gebouwd, betrok. Rijkels werd in 1821 opgevolgd door Freerk Jans Mulder, een pelmolenaarszoon afkomstig van Rasquert, gem. Baflo en zelf toen molenaar te Kloosterburen waar hij op 4 februari 1820 trouwde met Alstje Jans Hoving. In 1831 werd zij weduwe en hertrouwde een jaar later met Albertus Cost; een domineeszoon en toen pelmulderknecht.
Ook dat huwelijk werd door de dood overschaduwd: Alstje Jans Hoving overleed op 6 mei 1843, nog maar 43 jaar oud. Haar weduwnaar Albertus Cost hertrouwde in 1846 met Grietje Jans Hein. Vervolgens werd in opdracht van Cost de molen in 1852 tot 38 voet omhoog gebracht en liet hij het gedicht 'Toen men in 1818 telde' aanbrengen (zie 'Versieringen').

In 1864 kreeg de molen zijn vierde eigenaar: Albertus Geerts Fongers, geboren te Hornhuizen. In 1871 vertrok deze naar Middelstum waar hij broodbakker werd; zijn molen had hij verkocht aan Sikke Smedema.

In 1913 werden behuizing, stalling en de molen met ruim 19 are grond gekocht door Geert Nienhuis (1883-1952), een molenaarszoon afkomstig uit Garsthuizen waar hij werd geboren in de monumentale boerderij naast de molen 'De Hoop'.
Verkoper was Beerend Smedema. Diens vader Sikke Smedema - toen nog ongehuwd - had het gehele molencomplex te Kantens in 1871 aangekocht, trouwde twee jaar later, maar overleed al in 1879, slechts 41 jaar oud.
Beerend Smedema (1873-1956) nam in 1898 het mulderbedrijf over van zijn moeder Siemondina Borgman; geboren op 18 januari 1844 te Kloosterburen. Als huishoudster had zij haar leven in het molenaarshuis te Kantens voortgezet.
Geert Nienhuis' zoon Pieter (1914-1992) trouwde in 1948 maar bleef in het ouderlijk huis wonen om het molenbedrijf samen met zijn vader als v.o.f. voort te zetten.

In de jaren 1954 en 1979 werd de molen gerestaureerd. Die eerste herstelbeurt betrof voornamelijk rietdek en wiekenkruis. De Oud-Hollandse voorzomen op de roeden maakten plaats voor Bremer-stroomlijnneuzen.
Toch zal de molen daarmee niet lang in bedrijf zijn geweest, want foto's uit de jaren '60 getuigen van een slechte staat. In of vóór 1969 heeft men bij wijze van voorzorg alle kleppen van het wiekenkruis verwijderd. Een goede beslissing, want bij de zeer zware storm van 12/13 november 1972 kreeg de molen het zeer zwaar: de stelling raakte ontzet en woei deels weg. Kort daarna verwijderde de firma Bremer de restanten en stond de molen jaren zonder stelling. 

Een flinke restauratie volgde in 1979. Men begon met een nieuwe stelling en daarna kwam nog veel meer aan de beurt. Het wiekenkruis kreeg opnieuw zelfzwichting, deels ook een stroomlijn. 
In maart 2005 begon de fa. Dunning met een noodzakelijke restauratie. Op 19 mei werden de gerepareerde roeden weer gestoken en eind juni is de molen opgeleverd. In 2008 is de molen geheel opnieuw met riet gedekt. 

De molen draaide en maalde geregeld; ook werd hier het pelwerk nog wel ingezet. Helaas bleek bij een inspectie eind 2024 de buitenroede een gat te vertonen; reden om de molen direct stil te zetten. Bezichtigen is ook tot nader order niet meer mogelijk. 

Een praktisch detail: aan weerszijden van de doorvaart onderin de molen bevinden zich op wagenhoogte z.g. 'halve zolders' waardoor de wagens gemakkelijk gelost kunnen worden en er tevens extra ruimte is voor opslag. Opmerkelijk is dat ooit ook van buitenaf gelost kon worden door - inmiddels dichtgemetselde - luiken. De sporen daarvan zijn nog steeds waar te nemen.