bouwjaar
herbouwd
1976
bestemming

Het malen van graan op professionele basis

molenmaker
J. Groot, Nigtevecht (1900) C.W. Fray, Westzaan (1976)
afkomstig van
omwentelingen
eigendomshistorie

De gemeente Amsterdam is eigenaar sinds 24 maart 2022, daarvoor was dat bijna 50 jaar de per die datum opgeheven gemeente Weesp.

geschiedenis

In 1694 werd door vier windkorenmolenaars en brandewijnbranders bij de Domeinen en Rekenkamer van Holland het recht van de wind aangevraagd voor de te bouwen achtkante stellingkorenmolen, die Het Bosch zou worden genoemd. Een naam die in 1810 veranderd zou worden in Het Bosch in het Anker waarna het in 1813 Het Anker werd.
In 1816 kwamen de eigenaars van molen Het Anker en van de elders in Weesp staande molen De Vriendschap overeen hun bezittingen te ruilen, hetgeen mede tot gevolg had dat Het Anker werd omgedoopt in De Vriendschap.
Tussen de jaren 1831 en 1840 werd naast de molen een houten gebouw opgetrokken dat was ingericht tot rosmolen, uitgerust met twee paar stenen en naar alle waarschijnlijkheid bedoeld om in windstille tijden de productie gaande te kunnen houden. In 1860 kocht W. van den Akker, sedert 1856 molenaar op molen De Haan, eveneens te Weesp, molen De Vriendschap met daarbij behorende rosmolen, wagenhuis, paardenstalling, knechtswoningen, erven en tuin.

Op 23 september 1899 brandde De Vriendschap, als gevolg van blikseminslag, tot op de grond toe af. Op de fundering van de verbrande molen werd in 1900 de uit Amsterdam afkomstige molen De Eendracht herbouwd. Deze stond aan de Kostverlorenvaart en was als volmolen gebouwd, waarschijnlijk in de 18de eeuw. In 1842 werd hij tot korenmolen verbouwd, maar hij was in 1888 al niet meer in bedrijf.

Nadat al eerder in De Vriendschap een motor als hulpkracht was geïnstalleerd is hier tijdens de Tweede Wereldoorlog voor het laatst op windkracht gemalen. Hierna volgde stilstand en gebruik als opslagruimte.
Voor de molen betekende dit het begin van een periode van langdurig en intens verval. Toen de roeden in 1965 verwijderd moesten worden, was de stelling allang verdwenen, evenals het meeste riet op de kap.

In 1974 werd de inmiddels volstrekt haveloze Vriendschap door de gemeente Weesp aangekocht, waarna in de jaren 1975-1976 een algehele restauratie plaatsvond. Kap, roeden en stelling werden geheel nieuw; van het achtkant moest één veld worden vervangen. 
Sindsdien is de molen weer geregeld in gebruik voor het malen van consumptiegraan.

Constructie
De nagenoeg geheel grenen romp staat op de vrij hoge penanten van de afgebrande voorganger. Op het onderachtkant staat een bovenachtkant met een boventafelement met blokkeelconstructie. Opvallend is dat de tafelementstukken niet met pennen in de blokkeels hangen maar op de - deels ingezaagde - blokkeels steunen. Onder de tafelementstukken zijn op zeven van de acht velden een soort vulbalken aangebracht, waarvan de functie niet duidelijk is.
Opvallend is het aantal malen, dat delen van oude houten roeden in de constructie zijn verwerkt. Eén draagbalk lijkt een oude kokerbalk (en is dus waarschijnlijk afkomstig van een gesloopte wipmolen).

De vier koppel maalstenen bevinden zich op twee maalstoelen; de regulateurs zijn daaronder aangebracht en worden door de bolspillen aangedreven. Drie koppel stenen zijn maalvaardig en worden regelmatig gebruikt. Vanaf één koppel blauwe stenen kan er rechtstreeks in de buil gemalen worden via een houten goot; op dezelfde maalstoel ligt ook een koppel flintstenen. Vanaf dat koppel kan men ofwel in zakken malen, maar ook, naar keuze rechtstreeks over de buil. Een elevator gooit het maalgoed in een horizontale vijzel, van waaruit via pijpen het graan in een silo boven de steen terecht komt.
Via een varkenswiel dat aangedreven wordt door het spoorwiel, kunnen een pletter en een buil worden aangedreven.

Bijzonder was de vroegere toegankelijkheid per schip vanaf de Vecht. Op een foto van de afgebrande voorganger is dit duidelijk te zien. In de tijd dat het transport te water een grote rol speelde kwam dit bij meer molens voor, onder andere bij de voorgangers van de eveneens aan de Vecht gelegen korenmolens te Vreeland en Loenen. Vermoedelijk is de toegang te water bij de herbouw in 1900 komen te vervallen. Bij graafwerkzaamheden tijdens de laatste restauratie zijn onder in de molen nog restanten ervan aangetroffen. De contouren zijn nu in de bestrating van de begane grond aangebracht. De toog in de veldmuur aan de rivierzijde geeft de plaats van de vroegere invaaropening nog duidelijk aan.
In het begin van deze eeuw waren er twee inritten om met paard en wagen tot in de molen te kunnen komen, de huidige inrit is pas later aangebracht.