bouwjaar
bestemming

Vh. het malen van graan, thans buiten bedrijf; woning

afkomstig van
omwentelingen
eigendomshistorie

De Stichting Molen 't Haantje is eigenaar van de molen, G.F. Kotter eigenaar van de aanbouw.

geschiedenis

De oorsprong van 't Haantje ligt niet in Weesp maar in Amsterdam. In 1663 zette men aan de oostzijde van de Boerenwetering, de huidige Ruysdaelkade bij de Saenredamstraat, een wipstellingmolen neer, gebouwd als slijp- en zaagmolen voor steen. In 1716 volgde verbouwing tot loodwitmolen.

In 1820 werd ’t Haantje naar Weesp verplaatst waar hij tot 1828 diende als oliemolen en na ongeveer tien jaar tot korenmolen werd verbouwd.

In 1856 werd W. van den Akker, voordien molenaar te Lage Vuursche, eigenaar van ‘t Haantje. De molen bleef in het bezit van zijn familie, tot hij in 1896 werd aangekocht door C.J. van Houten, cacaofabrikant te Weesp. Deze wilde de molen als sieraad voor Weesp in stand houden. De molen was op dat moment dus al buiten bedrijf geraakt.

In de jaren 1899-1900 werd 't Haantje tijdelijk weer in bedrijf genomen door de eigenaar van korenmolen De Vriendschap, wiens molen toen was afgebrand en moest worden herbouwd. 
Gedurende de oorlog 1914-1918 werd in verband met brandstofschaarste voor het laatst op windkracht gemalen. Nadien is de molen nog een tijdje door kunstenaar Posthuma in gebruik geweest als atelier.

In 1943 werd hij door de familie van Houten verkocht, waarna de nieuwe eigenaar, na verwijdering van de gaande werken, molen en schuren inrichtte tot woning. Daarna kende 't Haantje nog diverse particuliere eigenaren, waarvan de bekendste vermoedelijk TV-producer en -regisseur Fred Oster was. Oster zorgde er ook voor, dat 't Haantje toentertijd weer draaivaardig werd gemaakt.

In latere jaren werd duidelijk dat deze molen, die reeds herhaaldelijk kleinere herstelbeurten had ondergaan, niet langer onder een forse restauratie uit kon. Met name het bovenhuis, waarvan (heel juist) werd vermoed dat dit in oorsprong zeer oud was maar ook enige malen moeizaam hersteld, raakte in slechte staat. In 2002/03 werd het bovenhuis door molenmaker Verbij grotendeels vernieuwd. Er is wel getracht om oude delen te hergebruiken maar dat was maar zeer beperkt mogelijk.
In 2013 is de westelijke vleugel van de onderbouw gerestaureerd, waardoor het gehele molencomplex weer in ere is hersteld.

De constructie van deze wipstellingmolen is opmerkelijk: de toren met onderbouw en aanliggende schuren zijn vervaardigd uit grenenhout, terwijl de koker en het bovenhuis vanouds van eiken waren. De conclusie dat bovenhuis en koker veel ouder waren dan toren, onderbouw en schuren, is naar wat tijdens archiefonderzoek over het Amsterdamse verleden van 't Haantje aan het licht kwam, juist gebleken. Eén en ander werd bevestigd door dendrochronologisch onderzoek. Aan te nemen is dat onderbouw en toren in 1820 in Weesp nieuw zijn gemaakt waarbij de vierkante torenconstructie op stellinghoogte achthoekig is uitgebouwd.
Opmerkelijk is ook dat deze molen een stutvang heeft, hetgeen misschien in het verleden wel meer bij wipmolens voorkwam, maar nu toch nergens meer is te zien.
De vroegere inrichting van de molen was nogal merkwaardig en zeker niet gemakkelijk om mee te werken. Drie koppel stenen lagen op de eerste zolder en werden daar door het spoorwiel aangedreven. Een zolder hoger, op de stellingzolder, was het luiwerk en werd het naar boven gehesen graan in de karen gestort om te worden vermalen. De begane grond deed dienst als maalzolder, want hier werd op een verhoogd gedeelte van de vloer het meel opgevangen.
Van het gaandewerk resteert weinig meer. Min of meer toevallig bleef het bovenschijfloop in gedemonteerde toestand bewaard. Opmerkelijker is de gietijzeren bovenas: deze is pas gestoken ná 1900 (toen de molen dus al buiten bedrijf was...).