bouwjaar
bestemming

Inmaler natuurgebied; vh. poldermolen

omwentelingen
geschiedenis

Deze molen is gebouwd nadat een voorganger op 3 september 1866 door brand als gevolg van blikseminslag was verwoest.

De door de Leidse molenmaker A.J. Dekker uitgedachte verbeteringen voor de molenbouw kregen in 1927 bij deze molen in grote mate gestalte, niet alleen vanwege de pompen, maar ook met het half-verdekkerde wiekenkruis en het conisch uitgevoerde bovenschijfloop met metalen, om hun as draaiende staven. Het scheprad werd door de nog steeds aanwezige centrifugaalpompen vervangen: drie van verschillend formaat, die zowel afzonderlijk als tegelijk zouden kunnen werken. Dergelijke pompen konden met name bij krachtige wind relatief veel meer water verzetten, zonder dat er vermogen zou moeten worden 'weggezwicht'.
Dat was de theorie, de praktijk was anders: vooral de grotere pompen van dit type vereisten veel kracht, bij wisselende wind viel de molen als gevolg vaak stil en kwam daarna moeilijk op gang. Bij de (uiteindelijk toch tamelijk weinige) poldermolens die met pompen waren uitgerust, maalde men daarom doorgaans alleen met de kleinere pompen en liet de grote in verhouding nogal onbenut. Een ander probleem hier was het bovenschijfloop: de meedraaiende metalen staven gaven inderdaad minder wrijving dan traditionele houten kammen of staven, maar waren na een aantal uren malen doorgaans gloeiend heet. In 1961 werd de halve verdekkering geruisloos vervangen door Oud-Hollands.

In 1961 kreeg de molen in het kader van een ruilverkaveling Tielerwaard-West als taak om het komgrondenreservaat "t Broek" te bemalen, waar een hoger peil wordt gehandhaafd dan de omringende gronden. De molen maalt daarom hoofdzakelijk water in. 't Broek is een door Staatsbosbeheer beheerd natuurgebied van 120 ha. waar ook nog twee eendenkooien in bedrijf zijn.
Komgronden zijn de laagst gelegen delen van de Betuwe die tot medio 1940 probleemgebieden voor de boeren waren, daar de kleibodem het water slecht doorliet en daardoor een groot deel van het jaar te drassig voor het boerenbedrijf was. Meestal waren deze komgonden begroeid door riet en moerasbos. Deze molen had vroeger als taak om wat te doen aan de ergste wateroverlast. Door ruilverkavelingen, verbeterde watergangen en  gemalen heeft men na 1945 deze komgronden in cultuur kunnen brengen.
Evenwel is deze molen door de jaren heen altijd op bescheiden wijze in bedrijf gebleven.

In 1994 werden bij een restauratie de kap en het gevlucht van de molen vrijwel geheel vernieuwd.