bouwjaar
herbouwd
1986
bestemming

Bemalen van de polder Oost- en Westgeer, thans op vrijwillige basis; woning.

molenmaker
Jacob Claesz. (1636) Van Beek B.V. (1986)
omwentelingen
geschiedenis

De Geremolen staat aan de Oostvaart, ca. 1 km ten noordoosten van het dorp. De molen bemaalde de polder Oost- en Westgeer (270 ha.; opvoerhoogte 1,80 m.). Sinds 27 januari 1966 is, na een bestuurlijke samenvoeging, sprake van de Geer- en Buurtpolder.

Tot 1 januari 1958 werd de polder op windkracht bemalen. Na de buitengebruikstelling ging de staat van onderhoud snel achteruit. In 1967 vroeg men een sloopvergunning aan, maar deze werd niet verleend.
Op 12 april 1969 sloeg, volgens enige Leidse kranten, de molen tijdens een storm op hol maar kon de brandweer erger voorkomen, door de molen uit de wind te draaien (het moet een geluk bij een ongeluk zijn geweest, dat de molen nog te kruien was).

In 1969 werd de provincie Zuid-Holland eigenaar; in 1974 verkocht deze de molen aan de Rijnlandse Molenstichting. Een restauratie was nog niet in het vooruitzicht, hooguit conserverende maatregelen.
Vanwege de slechte staat van het bovenhuis volgde in 1974 onttakeling: wiekenkruis, bovenas en het kapgedeelte van het bovenhuis werden verwijderd; ook werden, vanwege plannen om de molen te vervijzelen, scheprad, wateras en onderwiel gedemonteerd.
Het scheprad, dat in het verleden al een keer was vergroot en waarvan de fundering verzakte, zou gezien de inmiddels ontstane opvoerhoogte, toch niet meer kunnen worden gebruikt.
Niet iedereen deelde deze visie: er ontstonden grote discussies tussen eigenaar en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Deze hebben tot veel vertraging in de restauratie geleid.

In 1976/77 volgde een belangrijke eerste fase: de ondertoren werd rechtgezet, van een nieuw rietdek voorzien en de binnenbetimmering zoveel mogelijk in oorspronkelijke staat hersteld. Verder werd de verzakte en deels weggespoelde molenwerf opgehoogd.
In de loop van de jaren '80 volgde - stukje bij beetje - herstel; in 1986 was de molen uitwendig weer compleet.

Ondertussen was deze molen, één van de weinige in Rijnland ten zuiden van de Rijn die nog aan boezemwater gelegen is, nog altijd niet maalvaardig. De laatste plannen waren om het scheprad (in vergrote vorm) in ere te herstellen.
Dit leidde opnieuw tot discussie, ditmaal tussen de bewoners en de Rijnlandse Molenstichting. De bewoners vreesden dat er door plaatsing van een onderwiel, wateras en scheprad te weinig woonruimte over zou blijven; de eigenaar wilde een maalvaardige molen. Uiteindelijk belandde dit voor de Raad van State. Deze besliste op 11 augustus 2010 dat de molen maalvaardig mocht worden gemaakt door het opnieuw plaatsen van een scheprad.
In de loop van 2013 is de molen met een grotendeels nieuw scheprad en geheel nieuw onderwiel maalvaardig gemaakt.

In de nazomer van 2022 begon molenmakerij Verbij aan een flink herstel: van het bovenhuis wordt de bekleding van zijkanten en trapbint vervangen. Ook het waaispant met betimmering werd nieuw.

Molenaars van deze molen:
C. van Buring (ca. 1860 - 1874)
C. Rademaker (1874 - ?)
P. van Gorkum (1896 - ?)
Hendrik Rademaker (? - 1925)
J. van Elswijk (1925 - 1947)
Dirk Rademaker (1947 - 1954)
Cornelis Borst (1954 - 1958)