- bouwjaar
- bestemming
Bemalen van de Nieuwe Driemanspolder (2e trap), thans op vrijwillige basis; woning
- omwentelingen
- eigendomshistorie
De Rijnlandse Molenstichting is eigenaar sinds december 2023, daarvoor was dat de provincie Zuid-Holland sinds 1958; daarvoor de Driemanspolder.
- geschiedenis
-
De molen maakt als middenmolen deel uit van de molendriegang van de Nieuwe Driemanspolder (ca. 975 ha, opvoerhoogte tweede bemalingstrap 1,35 m.). De Nieuwe Driemanspolder ontstond op 1 januari 1976 als uitvloeisel van het inrichten van een waterbeheersplan voor de Driemanspolder en de Nieuwe Polder. De polder werd op 1 januari 1979 bestuurlijk opgenomen in het waterschap De Ommedijck.
Tot december 1876 werd de Driemanspolder door twee molengangen bemalen: de zuidelijker gelegen driegang, ook wel Kostverlorengang genoemd, werd toen vervangen door een stoomgemaal. De noordelijke gang, de Kerklaangang, bleef in bedrijf en zo had de Driemanspolder een gecombineerde bemaling (met daarbij de windkracht als hoofdbemaling).
In 1935 werd deze molen, tegelijk met de bovenmolen, voorzien van het systeem Dekker. Op 20 september dat jaar werden de molens bij een bulderende wind officieel in bedrijf gesteld (de Dekkerwieken waren die dag bepaald niet nodig en de genodigden waaiden min of meer weg...).
Slechts tien dagen later, 30 september, brak tijdens het malen hier de binnenroede en raakte de buitenroede daardoor ook beschadigd. Snel werden andere roeden aangekocht, zodat de stilstand beperkt bleef.
Uiteindelijk kwam de molendriegang van Leidschendam op 1 januari 1952 buiten bedrijf. De toestand was op dat moment gewoon slecht: de molens hadden tijdens de oorlog zeer veel moeten geven (tot wel 1700 maaluren per jaar) en waren een beetje 'op'.
In 1958 volgde verkoop aan de provincie Zuid-Holland. In 1959 volgde restauratie waarbij de molens in perfecte staat werden gebracht volgens de toenmalige wet BWO (Bescherming Waterstaatswerken in Oorlogstoestand). Het was de tijd waarin met name Oost-Europa niet werd vertrouwd en de angst voor een nieuwe oorlog ervoor zorgde, dat molens, die in noodgevallen meerdere polders konden bemalen, op kosten van het rijk maalvaardig werden gehouden.
De molengang van Leidschendam kwam echter na 1959 nooit meer in bedrijf en bleef alleen reservebemaling. Gedraaid werd er maar zeer sporadisch. Pas in de loop van de jaren '70 kwam, mede onder invloed van de Nationale Molendag, er meer beweging in de driegang.
In 1999-2000 onderging deze molen een ingrijpende restauratie: nieuwe roeden + ophekking + fokken; windpeluw, koppen voeghouten aangelast met kunsthars, grote delen van de kuip en de rietplanken geheel nieuw, nieuwe schoepen op het scheprad; verder werd een storende lekkage in de boezem tussen middel- en bovenmolen (voorlopig) verholpen.
De in 1999 vervangen binnenroede, Pot nr. 1754 (1896), ligt sindsdien tussen de Boven- en Middelmolen in als souvenir. Deze was, tezamen met de vm. buitenroede (nr. 1755), afkomstig van de Dikke Molen te Zwammerdam. Deze molen was in 1933 onttakeld (maar werd in 1941 vanwege oorlogsomstandigheden weer maalvaardig gemaakt).
Deze molen staat, als enige van deze driegang, duidelijk scheef. Lang geleden is de rolvloer al aangepast om het kruien niet verder te bemoeilijken. Bij de werkzaamheden van 1999 is wederom de kruivloer aangepast. In 2013 kreeg deze molen, als laatste van de driegang, ijzeren rollen, zodat het kruien nu duidelijk gemakkelijker gaat.
In december 2013 is begonnen met herstel van de waterlopen en deze werden daarom zowel aan voor- als achterzijde tijdelijk afgedamd. Nadat in het najaar van 2014 met de werkzaamheden werd begonnen, kwam een grote tegenvaller aan het licht: de fundering bleek op sommige plaatsen slecht en deels zelfs verdwenen: de wielbak zweefde min of meer in de lucht. Ook werd een geïmproviseerde funderingspaal aangetroffen, een vermoedelijk uit de 19de eeuw daterende poging om het verzakken van de molen te stabiliseren. Deze paal stond de werkzaamheden van de 21ste eeuw behoorlijk in de weg en moest dan ook grotendeels worden verwijderd (uiteraard zonder de stabiliteit van de molen verder te ondermijnen!). In april 2016 was de fundering via pulspalen weer voldoende ondersteund en kon gesproken worden van een maalvaardige molen.
Scheprad en onderwiel bevinden zich grotendeels onder de molen in de zgn. 'hel'. De woning is bij deze molen, als enige van de driegang, verhoogd uitgevoerd en via buitentrappen toegankelijk. De overlevering, dat de molens van de Driemanspolder tot ca. 1800 niet bewoond zouden zijn geweest, lijkt toch niet te kloppen en is feitelijk ook niet logisch: een molen van een dergelijke grootte leent zich juist goed voor bewoning.
Molenaars van deze molen:
Pieter van der Burg (? - 1892)
Arie de Groot (1892 - 1903)
Jacob van Wensveen (1903, tijdelijk. N.B. Van Wensveen was afkomstig van de Ondermolen)
Pieter van Elswijk (1903 - 1947). Hij bleef na pensionering in 1947 in (tijdelijke) dienst van de polder, in uurloon en met vrij wonen. Per 1-01-1952 werd door het polderbestuur zijn arbeidsovereenkomst opgezegd.