In 1764 was de molenaar op de Oterleker Staartmolen:
Pieter Jansz Meers weduwe.
Bron: "Memorie ofte Lijste van alle de Gemene molenaars van de Heer Huijgenwaart".
Kleine staartmolen, oorspronkelijk schepradmolen, vervijzeld in 1807.
In 1783 werd Klaas Jansz Goedt molenaar, maar hij moest nog wel de vorige molenaar Hendrik Rode bij zich laten wonen.
De molen werd verbouwd in 1821, en de vijzelbak en voor- en achterwaterloop werden van steen gemaakt in 1831. Toen kwam de molen buiten bedrijf en werd de Oterleker polder door een duiker verbonden met de derde bovenmolen van de Rustenburger gang.
Vanaf 1835 werd de polder weer bemalen door een molen, die afwaterde op de bovenkolk van de Heerhugowaard.