- bouwjaar
- verdwenen
-
gesloopt
- voorganger
- geschiedenis
-
De molen stond naast de huidige herbouwde zaagmolen De Ster aan de Leidse Vaart en werd in 1909 gesloopt.
De voorganger van deze molen was een paltrokmolen uit 1739 die is verbrand op 11 januari 1815.
Nog in hetzelfde jaar werd de molen weer herbouwd.
Een van de oprichters van de eerste zaagmolen aan de Leidse Vaart, Arien van de Starren genaamd, kreeg in 1739 toestemming om op grond van Gerard van Beest, van beroep procureur, een grote zaagmolen te bouwen om het zwaarste hout dat alhier gebruikt werd, te kunnen zagen.
Hij mocht tevens een woonhuis bouwen en een kolk graven, mits de scheepvaart niet werd belemmerd en de vaart op behoorlijke diepte zou worden gehouden. Deze molen was de westelijke van de twee aan de noordzijde van de Leidse Vaart.
We moeten aannemen dat de molen in 1815 werd vernieuwd.
In een koopakte van 1868 wordt verklaard dat de molen op erfpachtsgrond stond volgens een contract van 1827.
Ook werd gezegd dat Cornelis Jan van Veersen "de molenloodsen, gebouwen en verder getimmerten daarop zijn doen stellen." Dit jaartal 1815 is bekend door een steen die aan de oostelijke zijkant van het stenen voetstuk van de molen is ingemetseld. De tekst luidde:BY GEVAL.
C.I.V.V.
Ao.1815.De letters zijn de afkorting van de naam van de eigenaar.
De erfpacht in het contract van 1827 bedoeld, werd in 1856 omgezet in eigendom door aankoop op een veiling van het bestuur der Verenigde Gods- en Gasthuizen te Utrecht. Hieronder behoorde ook het fonds van het vroegere Hiobsgasthuis. De erfgename van Cornelis van Veersen, zijn dochter Maria Martina Wuhelmina Elisabeth, was gehuwd met notaris Grutting. Zij verkocht de molen in 1868 op een openbare veiling. Voorwaarde hierbij was dat de koper gehouden zou zijn voor f 400,- het volgende over te nemen: 3 dommekrachten, een kleine dito, 4 mosterdpotten, 4 luiblokken, schuiven, 3 zethaken, een slaghaak, 4 kanthaken, 6 plukhaken, 3 korte ladders,een trap, 5 schragen, een fret,een aambeeld,een ijzeren gevel, een koevoet,6 balkijzers,een engelse sleutel, 4 moersleutels, 85 ijzeren hangsels, 70 sprieten, een snik, een spijkertrekker, een grote ketting, 4 trekzagen, 2 kleine kettingen, 6 paar klauwen, een ijzeren rolwagen, een schulpzaag, een kraanzaag, 175 zagen met kluchten, enige oude repen, een boot, een pont, een houtschuit, een gang houten kammen, een eikenhouten lessenaar, een ladder en een balkprikker.
De inzet had plaats door Grutting op f 7.500,-. Bij het mijnen werd Hendrik van Tricht eigenaar op f 550,-. Hij verklaarde gekocht te hebben voor hemzelf en Johan Jacob Kukuffsky. Nog het zelfde jaar verkocht laatstgenoemde zijn halve molen aan Van Tricht voor f 4.000,-.
Deze Van Tricht was een zeer godsdienstig man, voortkomende uit de afscheiding van 1834. Hij zal vermoedelijk op grond van zijn godsdienstige begrippen van oordeel zijn geweest, dat de ketterij, die uit de naam van de molen bleek, niet geduld mocht worden. In het front van de kap van de molen liet Van Tricht de naam schilderen:BY GEVAL
NIETS.
In 1890 verkocht Van Tricht zijn molen aan Willem de Wit voor f 15.000,-. In 1909 werd de molen onttakeld en als elektrische zagerij ingericht.
Bron: onbekend. -
Molen 01041 e De Bijgeval (Utrecht)Vooraan De Bijgeval, achteraan De Ster
Ansichtkaart, coll. W.A. KorpershoekMolen 01041 e De Bijgeval (Utrecht)Ansichtkaart, coll. W. van Breenen
Molen 01041 e De Bijgeval (Utrecht)De aftakeling van de molen in beeld;
rechts De Ster - nog waarneembaar
- Het balkengat.
-
Molen 01041 e De Bijgeval (Utrecht)Foto H.G. Sonneveld, 18-10-2003. Het balkengat is nog steeds aanwezig