- bouwjaar
-
Onderbouw vermoedelijk deels uit 1620
- bestemming
Het slaan van olie, thans op vrijwillige basis
- molenmaker
- Onbekend (1751) Fa. Gebrs. Husslage e.v.a. (1939)
- voorganger
- omwentelingen
- eigendomshistorie
Vereniging De Zaansche Molen is eigenaar sinds 1939, daarvoor was dat heel lang de familie Honig.
- geschiedenis
-
Molen 'Het Pink' is een zeer waarschijnlijk in 1751 op een oudere onderbouw gebouwde en als oliemolen ingerichte achtkante bovenkruier met stelling.
De eerste vermelding van een molen op deze plaats dateert van 1620. Op 3 oktober van dat jaar werd verleend het Consent van de Windt tot een houtsaegersmolentgen omme Jan Jansz. buyerman tot Oostzaenen met sijnen medestanders op hun eygen lant op de Coogh in den banne van Oostzaenen voorsz. ad 3 pond met Kerstmis toecomende.
Uit archiefonderzoek blijkt dat de Secretaris van de Rekenkamer zich vergiste door Oostzaenen te schrijven in plaats van Westzaenen, maar dat dit niet anders dan betrekking kan hebben gehad op molen 'Het Pink'. Aangenomen wordt dat dit een wipmolen was, in Noord-Holland ook wel kokermolen genoemd. In dit geval een wipmolen op een vrij hoge vierkante onderbouw.
In het voormalige, in 1751 gebouwde huis van de familie Honig in de Dubbele Buurt te Koog aan de Zaan, kwam aan de achterzijde een in hout gesneden versiering voor met daarin een schild met de afbeelding van een wipmolen. Dit schild, dat volgens de overlevering Het Pink voorstelde, bevindt zich nu in de Oosterschuur van de molen.
Het jaartal 1751 werd bij de restauratie van 1939 op de baard van de molen gevonden. Zeer waarschijnlijk is in dat jaar de wipmolen door de huidige achtkante bovenkruier vervangen. Wellicht is dit voor de familie Honig die de molen in 1749 in bezit kreeg, aanleiding geweest om genoemd schild te laten maken aan het in diezelfde periode gebouwde nieuwe huis.
Hoewel het kennelijk de bedoeling was dat hij tot zaagmolen zou worden ingericht, schijnt dit niet of hoogstens voor korte tijd het geval te zijn geweest. In 1638 was hij in ieder geval al als oliemolen in bedrijf: in dat jaar verkocht Jan Jansz. te Coogh een vierde part (eigendomsdeel) van een olymolen en erff, leggende en staende bewesten die Coogh.
Deze molen heeft in zijn bestaan de nodige schade en zelfs rampen meegemaakt, maar overleefde dit alles steeds weer.
Zo raakte op 15 november 1792, toen de molen maalde bij een zuidwesterstorm, de kap in brand nadat de pensteen was gebroken. Men slaagde erin, de molen te behouden. Op 15 maart 1876, toen de molen, opnieuw bij stormweer zonder zeil en 'met acht houten af' stond te malen, brak de bovenas waardoor askop en wiekenkruis naar beneden stortten. Niet alleen werd de kap opgelicht en opzij geschoven, maar ook werden door de val stelling en een van de schuren zwaar beschadigd. Op 19 mei daaropvolgend was de schade alweer hersteld. Daarna werd de kap met riet gedekt, voordien was dat met (groen geverfd) hout. Op 16 november 1903 stond de molen na een breuk weer zonder roeden maar werd hersteld met de (iets te korte) roeden van oliemolen De Haan te Zaandam, die toen in afbraak was. Op 25 juni 1915 werd de molen door de bliksem getroffen maar het begin van een brand kon tijdig worden geblust.
Op 11 september 1926 brak voor de tweede keer tijdens het malen de bovenas. Askop en wiekenkruis bleven nu echter hangen, waardoor de schade beperkt bleef. Molenmakers slaagden er met kunst- en vliegwerk in, beide roeden te strijken. Ook nu werd de schade hersteld, door aankoop van de bovenas van oliemolen De Jonker te Zaandam (hetgeen voor die molen het begin van het einde betekende). Het Pink kwam opnieuw in bedrijf maar het was maar van korte duur.
Na enige jaren van stilstand werd Het Pink in 1935 ten geschenke aangeboden aan de Zaanse Vereniging voor Vreemdelingenverkeer, die enkele pogingen ondernam om de molen door verplaatsing naar elders te behouden. Deze pogingen waren tevergeefs en in 1939 nam vereniging De Zaansche Molen de inmiddels zwaar gehavende en deels geplunderde molen over.
Datzelfde jaar werd de molen ter plekke geheel gerestaureerd en maalvaardig gemaakt. Het interieur heeft men kunnen completeren met onderdelen uit andere, toen al buiten bedrijf zijnde Zaanse oliemolens.
Sinds 1939 is de molen regelmatig, voornamelijk op vrijwillige basis, in werking. In de loop van de jaren '70 lukte het ook weer om hier olie te slaan (hetgeen sindsdien regelmatig bij wijze van demonstratie wordt gedaan).
De molen is op een voor een oliemolen gebruikelijke wijze ingericht met een voor- en naslag en een koppel kantstenen, maar in zoverre weer afwijkend dat de wentelas diagonaalsgewijs in de vierkante onderbouw is geplaatst en beneden het niveau van de stelling is gelegen. De huidige ijzeren wentelas is omstreeks 1913 aangebracht ter vervanging van de vroegere houten as en afkomstig uit de voormalige oliefabriek 't Hart te Zaandam. Opmerkelijk is dat het steenschijfloop voorzien is van ijzeren staven.
Beide molenschuren zijn in de loop der tijd veranderd: de noorderschuur was oorspronkelijk korter, het eindbint van de oude schuur is nog terug te vinden. De oosterschuur is vroeger eveneens kleiner geweest. De geringe bergruimte voor zaad, olie en koeken die er vroeger geweest moet zijn wijst erop, dat Het Pink ooit een enkele oliemolen was en pas later, misschien toen hij nog wipmolen was, een dubbel werk (voor- en naslag) heeft gekregen. Maar omdat de ruimte in de onderbouw niet toeliet het oliewerk - een rij stampers en heien - naar behoren en dus dwars te plaatsen, is het diagonaalsgewijs opgesteld. Meest aannemelijk is dat bij de ombouw tot dubbele oliemolen beide schuren meteen zijn vergroot.