In 1794 verkochten Berendina de Heus, weduwe van Jasper van Maurik, en haar zoon Gijsbertus `een staandaart wind koornmolen met deszelfs gereedschappen, huis, schuur, paardenstal, thuijn en grond aan de Noordzijde van de Steen- of Biltstraat´ aan mr. Floris Petrus van Ewijck, ambachtsheer van Oostbroek en De Bilt.
Deze liet de standerdmolen in hetzelfde jaar afbreken en vervangen door een achtkante stellingmolen met gemetselde onderbouw, die blijkens de bewaard gebleven gevelsteen Het Gemeen Belang was genaamd. Aanvankelijk fungeerde Harmen de Ruijter als molenaar, totdat Van Ewijck de molen in 1799 verkocht aan Johannes van Wichen.
Leden van het geslacht Van Wichen zouden tot 1889 het beroep van molenaar uitoefenen in De Bilt. In 1826 werd Pieter Johan van Wichen, zoon van Johannes, de nieuwe eigenaar.
Erg lang hield Pieter Johan de molen echter niet in zijn bezit, want in 1843 werd deze aangekocht door zijn broer Dirk.
Deze op zijn beurt verkocht de korenmolen in 1871 aan de heer G. Viveen te Utrecht, die handelde in opdracht van Elisabeth Charlotta Petronella Both Hendriksen, echtgenote van Christiaan Willem Jan baron van Boetzelaer van Dubbeldam. Nog in datzelfde jaar werd de molen Het Gemeen Belang afgebroken.
Volgens de overlevering heeft baron Van Boetzelaer - bewoner van het aan de overzijde van de Utrechtseweg gelegen huis Sandwijck - de molen doen slopen om een vrij uitzicht over de landerijen te hebben.
De zoon van Dirk van Wichen, Johannes, liet in 1871 een nieuwe korenmolen bouwen aan de Hessenweg, eveneens Het Gemeen Belang genaamd, die echter al in 1889 verbrand.
Bron: J.W.H. Meijer, `Biltse molens´, in: De Biltse Grift, 2 (1993), p. 2-11.
Informatie van Hans Lägers.