bouwjaar
verdwenen
onttakeld
geschiedenis
In 1889 werd bij een boedelscheiding de molen toegewezen aan Jeannette of Johanna Prickaerts, echtgenote van Joseph François Alard Roebroeck te Wonck (B). Vanwege de slechte staat van het houten waterrad, liet Roebroeck het rond die tijd vervangen door een ijzeren rad dat tot het einde van de watermolen dienst heeft gedaan.

In 1914 werd de molen geërfd door Maria Theresia Hunertina Helena Roebroeck te Boirs (B), gehuwd met de molenaar Nicolaas Debrassine. In 1923 verkochten zij de molen aan de pachter Jan Willem Lodewijk (Guillaume van) Engelen. In de jaren 1928 en 1939 breidde hij de molen uit met een groot magazijn.

Door de ontwikkeling van de mijnbouw hadden de molen en voornamelijk de ondersteuning of de beer van het waterrad te lijden van mijnverzakkingen. In 1941 was de toestand zo slecht geworden dat het rad vrijwel niet meer gebruikt kon worden. Guillaume van Engelen liet het gangwerk veranderen, zodat de aandrijving met een elektromotor kon plaatsvinden. In 1949 werd door de firma Lucien Koppen uit Veldwezelt (B) een hamermolen met mengerij geplaatst voor het samenstellen van veevoer, die later door een grotere installatie van de firma Van Aarsen uit Panheel werd vervangen. Na de ingebruikname van de eerste hamermolen werd de maalinrichting met stenen afgebroken.

In 1983 verkocht Adolf Maria Willem van Engelen het mengvoederbedrijf, dat hij van zijn vader Guillaume had overgenomen, en kregen de gebouwen een andere bestemming.

Bron: De Molens van Limburg van P.W.E.A. van Bussel, 1991. Met dank aan H. van der Kaay.