- bouwjaar
- verdwenen
-
onttakeld
- geschiedenis
-
In de 19e eeuw was dit noordelijk deel van de gemeente Heerlen een uitgestrekt heidegebied. In het begin van de 20e eeuw kwam het tot ontwikkeling na de aanleg van de Oranje-Nassaumijnen III en IV, waarvan de woonkolonies de molen dicht genaderd waren.
De molen lag op de Caumerbeek, die ten noorden van Heerlerheide samenvloeit met de Molenbeek, die op het grondgebied van Hoensbroek haar weg vervolgt.
De Köpkesmolen was de grootste watermolen van Heerlen. Het U-vormige complex bestond aan de rechterzijde uit een groot rechthoekig molengebouw met twee verdiepingen en een grote zolderverdieping onder het pannen-zadeldak. dat uit de jaren 1869-1870 dateert. Het middendeel was grotendeels woonhuis, het linkergebouw werd gebruikt als pakhuis. Deze gebouwen dateren waarschijnlijk uit het begin van de tachtiger jaren. Het molengebouw had grote boogvensters en aan de voorzijde een kleine toegangsdeur met op de eerste en derde verdieping een laad- en losdeur. In het middendeel bevond zich naast het molengebouw een grote poort. die toegang tot de binnenplaats gaf, waaraan ook de boerderij lag.
De molen werd aangedreven door een bovenslagrad met een middellijn van 5,00 m. en een breedte van 2,00 m. Hoewel het rad in de loop der jaren enige malen werd vernieuwd, werden de afmetingen niet gewijzigd. Het behoorde destijds, indien de wateraanvoer voldoende was, tot de krachtigste waterraderen van de Heerlense molens.
De Köpkesmolen had meer water tot zijn beschikking dan de hoger gelegen Schandelermolen. De beek kreeg grotere hoeveelheden water te verwerken door de lozing van mijnwater uit de Oranje-Nassaumijnen III en IV.
Het laatste rad was van ijzer evenals de kanjel en het gangwerk. Op de maalstoel lagen aanvankelijk drie koppel stenen, waarvan er tenslotte twee koppel overbleven, die in de jaren rond 1940 voornamelijk elektrisch werden aangedreven. Het waterrad was door een gemetselde ombouw met een pannen-zadeldak tegen vorst beschermd. Aan de bovenmond van de kanjel bevond zich de maalsluis, naast de kanjel een lossluis.De Köpkesmolen was in de 17e eeuw eigendom van de bekende adellijke familie Van Evnatten. Op het einde van die eeuw werd de molen verkocht aan Pascal Denijs de Hesel en bleef tot omstreeks 1830 in bezit van de familie de Hesel of de Heselle. De molen kwam daarna in bezit van Jan Arnold Hoenen en zou ruim een eeuw in bezit van de familie Hoenen blijven. Jan Arnold Hoenen was een welgestelde landbouwer. Zijn bezit bestond uit 84 eigendommen, meest landerijen. Na zijn overlijden vererfde de molen in 1863 aan de landbouwer Pieter Joseph Hoenen, die in de Köpkesmolen woonde; Johan Andreas Hoenen, kapelaan in Spekholzerheide en Gerard Joseph Franciscus Paschalis Hoenen, landbouwer in Heerlerheide. Na deling in 1869 werd laatstgenoemde alleen eigenaar. Hij was gehuwd met Anna Maria Francisca Sijstermans.
Hoenen liet de oude molen afbreken en door een nieuw gebouw vervangen. In de tien volgende jaren breidde hij het complex verder uit. Omstreeks 1883 was het voltooid. In die tijd kocht hij ook de Baalsbruggermolen in Kerkrade.
Bij scheiding en deling van het onroerend goed in 1914 werd Pascal of Alphons Frans Pascal Hoenen eigenaar. Hij was koopman en gehuwd met Maria Gertruda van den Heuvel. Na zijn overlijden verkocht zij de molen met aanhorigheden in 1948 aan Karl Friederich Brücker te Heerlen, maar behield zelf het vruchtgebruik. Brücker liet het waterrad en de maalinrichting uitbreken en vervangen door een elektrische hamermolen met een mengerij. In dezelfde tijd werd ook de beek verlegd. In 1963 verkocht hij de gebouwen aan de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Limburgse Steenkoolmijnen, genaamd Oranje-Nassaumijnen, gevestigd in Heerlen. Van het eens zo imposante complex bleef het minst belangrijke pakhuis links en het grootste deel van het woonhuis over. De zijgevel daarvan werd met gepotdekselde planken bekleed. - nog waarneembaar
- Molengebouw