bouwjaar
verdwenen
1928 buiten bedrijf 1951 gesloopt
geschiedenis
Het octrooi om deze vier kleine meertjes te bedijken, werd op 3 juni 1630 door de Staten aan Burgemeesters en Regeerders der stad Medemblik, ten behoeve van de huiszittende armen, verleend. De meertjes lagen weliswaar in drie afzonderlijk polders omdijkt, doch waren met elkaar verbonden door stenen grondduikers, zodat hun water gemeen lag. De oostelijkste was De Brake, daarop volgde ten westen de Poel en Wijmers en iets zuidelijker het Lichtewater.

De polder De Brake, Poel en Wijmers en het Lichtewater omvatte 163½ ha, het water werd uitgeslagen op de boezem van De Vier Noorder Koggen. Ter compensatie van de boezemverkleining werd een extra boezemmolen nabij de Zeedijk gebouwd.

Tot 1928 bleef de molen in bedrijf. De bemaling werd in 1928 overgenomen door drie windmotoren: één in de Brake, één in de Poel en Wijmers en één in het Lichtewater. De heer Trappel, de laatste molenaar, woonde met zijn gezin in de molen. Tot 1950 werd de molen verhuurd als woning, in 1951 volgde sloop.

De windmotor van De Brake bestaat nog.

Bronnen:
- "Westfriesland Oud en Nieuw" jaarboek 1984, nummer 53, blz 110.
- "De zeeweringen en waterschappen van Noordholland, Mr. G. de Vries Azn., 1864.
- Stichting De Medemblikker Meelmolen.
-----

De Ligtewaterpolder had toch ook (in ieder geval een tijdlang) een eigen molentje, zie Tenbruggencatenummer 04920 d. Op de waterstaatskaart van 1867 staan zowel de molen als de grondduiker aangegeven.