- bouwjaar
- verdwenen
-
verbrand
- voorganger
- geschiedenis
-
Een voorganger was al in 1718 aanwezig, de molen was de oostelijke van de twee Midlumer houtzaagmolens.
Hans Hanses de Jong huurde in 1708 een houtmolen in Midlum, terwijl hij in 1738 eigenaar was deze en een molen op Grettingburen. Diens zoon was toen nog de huurder van de zeilen van de tweede molen. Dit duurde tot 1769, waarna een schoonzoon tot 1798 de eigenaar was.
Een grafsteen aan de muur van de kerktoren van Midlum bevat een afbeelding van de molen, een achtkante stellingmolen op een zaagschuur. Op 19 dec. 1749 overleed Jenschje Cornelis, en op 24 juni 1769 haar echtgenoot Hans Hansen de Jong, de houtzaagmolenaar. Onder deze steen bevond zich tot 1950 een marmeren plaat met tekst. Op deze plaat stond het volgende opschrift:
"Den 19 December
is in den Heere gerust den Eerbare
Jenschje Cornelis huisvrouw van
Hans Hanses de Jong oud 42 jaar
en leit hier begraven. 1769 Den 24 Junij is in den
Heere gerust de Coopman
Hans Hansen de Jonge oud 67 jaar en leit hier begraven."
De tekst van deze marmeren plaat werd omstreeks 1945 genoteerd door Mr. J. Belonjé uit Alkmaar.
In 1818 was Adam Jacobs Hoek de eigenaar van beide molens. Op 20 en 27 oktober 1819 verkochten Hoek en zijn kinderen "de Kleine Molen" onder Midlum voor ƒ 7000 aan Sijmon Jacobs Boon, beurtschipper. Boon was in 1832 eigenaar van De Hoop (dbnr. 2777).
De houtzaagmolen heette tot 1847 'Landmanslust' en mijn bet- bet- betovergrootvader Adam Jacobs Hoek was toen de eigenaar (van 1798 tot zijn overlijden in 1847).
Robert Hoek, 28 januari 2018
Op 4 en 11 januari 1859 werd de "uitmuntenden in goede staat van onderhoud zijnden, zoogenaamden achtkanten houtzaag- en korenmolen c.a. Houtlust genaamd" van P. van Arum, verkocht aan T. & A. Schaafsma. Toebehoren, woning en drie knechtswoningen werden ook verkocht.
Op 19 april 1879 verbrandde de molen Houtlust volledig
Blijkens een advertentie in de Leeuwarder Courant van 28 mei 1847 was toen de molen "Landmanslust" na het overlijden van Adam Jacobs Hoek, verkocht aan Teunis van Arum te Harlingen (soms ook foutievelijk Thomas genoemd). In advertenties uit 1847, 1855, 1856 en 1858 vroeg Teunis van Arum personeel voor zijn zaagmolen. In 1858 adverteerde zijn zoon Pieter Teunis van Arum wegens een middenknecht op "den houtmolen Houtlust", en in 1859 wegens "een ongehuwde korenmolenaarsknecht".
Bron o.a.: "Molens in en om Harlingen een rijke historie", door Tj. Severein, 1990. En "Aanvullingen en correcties …" daarop, 2006 (informatie van Y.J. Elsinga en J. Smit). Verzameling H. van der Kaay.