- bouwjaar
- verdwenen
-
1933 onttakeld 1965 gedeeltelijk afgebroken 2002 herbouwd
- voorganger
- opvolger
- geschiedenis
-
De bouw vond plaats voor rekening van G. Worst Kzn.
1858: Na de brand werd begonnen met herbouw van de stellingmolen, maar nu werd het een schors- en korenmolen. Het pellen van gort was toen al sterk verminderd.
De molen werd herbouwd als een forse ronde stenen bovenkruier met achtkante stelling op een hoog achtkant onderstuk. De kap werd met hout bedekt en afgedekt met gegalvaniseerde platen. Tussen de begane grond en de omloop zijn drie verdiepingen.
De hoogte van de molen bedroeg 26 meter en de vlucht was 78 voet.
Tegen het verlenen van de vergunning tot herbouw bestonden bezwaren wegens brandgevaar. Uiteindelijk werd de toestemming verleend mits de molen geheel van steen werd opgebouwd en deze vier el achteruit werd opgetrokken, zodat de huisjes aan het Sluispad daarvan vrij kwamen; de kap moest met hout, niet met riet worden afgedekt.
In de molen bevond zich een koppel run- of eekstenen en een koppel roggestenen voor machinale bemaling. Voorts bevond zich in de molen nog een kleine mosterdsteen, waarmede echter de familie Volkers niet meer heeft gewerkt. Geleidelijk zijn de tien stenen ten gevolge van verandering van het bedrijf uit de molen genomen. en daar zich bij de molen geen open ruimte bevind, werden de stenen opgeruimd. Bij de molen aan de Sluisgracht lagen steeds schepen, en geleidelijk aan zijn de maalstenen aan boord gebracht van de in de richting van Amsterdam varende schepen gebracht. Die dumpten de molenstenen in de Zuiderzee. Toevallig kwamen er twee stenen, een schorssteen en een bakroggesteen bij Schokland terecht, welke stenen na inpoldering van de Noord Oostpolder werden gevonden en thans zijn opgesteld bij het museum op Schokland. Schorsstenen zijn, nu er geen run meer wordt gemalen, zeldzaam geworden. Door het wonderlijke verloop van de maalstenen van 'de Vlijt' is tenminste één schorssteen voor het nageslacht behouden.
Bij een goede maalwind was de molen, behalve des Zondags, dag en nacht in bedrijf. Er werd zeer veel schors gemalen voor de firma Schuurman en Klinkert. Het koren malen geschiedde hoofdzakelijk voor de Meppeler grossiers.
In 1890 kocht Herm Jan Volkers, geboren in 1850 te Oldebroek, korenmolenaarszoon uit Wezep, gemeente Oldebroek, de molen van de gebr. Worst. Volkers woonde in het huis rechts van de molen; toen was de ingang nog aan de straatzijde. Vóór de deur bevond zich een 'keitjesstoep', een stoep vervaardigd van witte en zwarte keisteentjes, ingelegd in kalk met een voorstelling van een windmolen. 'Keitjesstoepen' waren er vroeger veel in Elburg. Het feit, dat de vrouw van Volkers in Elburg was geboren, zal aan het bestaan van de Meppeler 'keitjesstoep' niet vreemd zijn geweest.
In 1901 plaatste H.J. Volkers een gasmotor in een klein vierkant gebouwtje, dat links van de ingang van de molen werd gebouwd.In 1922 volgde Barend G. Volkers, geboren in 1893 te Meppel, zijn vader op. Gedurende acht jaar heeft deze goede vakman dag in dag uit de weersgesteldheden opgeschreven (1922 - 1930). Daaruit bleek dat in het beste windjaar de molen 36% met de wind kon malen en in het slechste 26%. Bij de geboorte van zijn kinderen zette Volkers zijn molen 'in de vreugd' de z.g. komende stand.
In 1930 werd het maalbedrijf van elektrische drijfkracht voorzien, waarna de wieken geen dienst meer deden. Geleidelijk aan volgde afbraak; in 1933 ontwiekt en in 1938 van de omloop ontdaan.
In 1948 en 1955 trachtte de natuurbeschermingswacht Meppel de molen uiterlijk weer hersteld te krijgen doch zonder resultaat. In juli 1965 volgde verwijdering van kap en as en werd een gedeelte van de romp afgebroken.
Bron: Nieuwe Drentsche Volksalmanak, 1968.
jnjv -
Molen 01467 De Vlijt (Meppel)Ansicht, coll. V. MepschenMolen 01467 De Vlijt (Meppel)
Ansichtkaart, ca 1911, coll V. Mepschen