trivia

Ruigenhil (DE).
Deze polder bestaat geheel uit bouw en hooiland en is in de jaren 1845 en 1846 voor een groot gedeelte opnieuw bedijkt en meer uitgebreid. Hij beslaat, volgens het kadaster, met de buitengronden, eene oppervlakte van 31 bund. 20 v. r.
Men telt daarin zes woonhuizen, eenen wipkorenmolen en eenen braakwatermolen, welke laatste in 1846 is opgericht.

Bron: Aardrijkskundig boek der Nederlanden 1847
J. Hoek, 28 mei 2008
-----

Men leest in de Utrechtsche Courant:
Wij vernemen, dat dezer dagen te Alblasserdam een nieuwe steenen watermolen in werking is gekomen, waarin de zoo veel besprokene waterbraker is geplaatst, waarop de aandacht van zoo vele geleerden en geïnteresseerden en polderbesturen is gevestigd, en waarvan de uitwerking dan ook ten volle aan de verwachting heeft beantwoord. In het bijzonder moet zulks het geval geweest zijn op den 28sten Jan. J.L., toen er een stevige molenwind waaide.n De menigvuldig toegeschotene nieuwsgierigen stonden verbaasd te staren, naar de geweldige hoeveelheden water, die, als het ware door eene onzigtbare magt, uit den grond van den molen geslingerd werden. Het moet een waarlijk indrukwekkend gezigt geweest zijn. Diegenen, welke in den afgelopen zomer het model hebben zien werken en over deszelfs uitwerking verwonderd waren, zullen zich een flaauw denkbeeld kunnen vormen van het verbazende vermogen van zoodanigen toestel in grootere afmetingen. Aanhoudend bleven de stroomen water langs de lubben uitvloeijen; dit moet een treffend gezigt van af den maalzolder opgeleverd hebben, van waar men in het werktuig zag, ’t welk over de 4 el diameter heeft en ruim 40 omgangen in de minuut volbragt.

De molen heeft 17 ellen vlugt, daarbij wordt het water 2 el 25 duimen hoog opgemalen, en men begrootte den Uitslag op minstens 60 kubiek ellen, gelijk aan 60.000 Ned. Ponden gewigt aan water in elke minuut of zeventien paardenlast, eene waarlijk verbazende hoeveelheid voor eenen molen van dat vermogen. Men zag ook duidelijk dat de natuurkundige gronden hier sterk houden, dat twee maal meer aangewende kracht viervoud grooter uitwerkingvan het middenpunt vliedend vermogen ten gevolge heeft.

Mogt de aandacht van den geleerde geboeid zijn, niet minder verblijdend was het voor den landbouwer, een molen van zulke geringe vlugt, met zulke eenvoudig, min kostbaar zamenstel, grooter effect te zien doen dan met 4-voud kostbaardere molens kwalijk als ulmatum kan verkregen worden; hetwelk eene groote bezuiniging voor den ingeland op zal leveren, bij het vooruitzigt op eene veel spoediger droogmaking. – Gaat men dezen uitslag na, zoo kan men tot de slotsom komen, dat met zes zulke molens, die omstreeks ƒ 7000 zullen kosten, dus ƒ 42.000 in het geheel even veel verrigt zouden worden als met de 500 paardenkracht van den pomptoestel van de Leegwater.

Bron: NRC 6 feb. 1847.
Erik Stoop, 29 mei 2014.