De Veenboer werd in 1694 gebouwd als papiermolen. Op 21 mei van dat jaar werd de molen opgenomen in een assurantiecontract. De windbrief van de molen werd op 28 februari 1695 uitgereikt aan Barend Cornelisz. Veen. uit Zaandijk. Jaarlijks moest hij een bedrag van ƒ 12 aan windgeld betalen. In de windbrief werd gesproken van “een basterd witte papiermolen”. Barend Veen kwam uit een geslacht van papiermakers, zijn vader was een van de oprichters van de Koger papiermolens “de Bonsem” en “de Wever”. Na het overlijden van Barend Veen in 1705, werd de Veenboer door de aandeelhouders verkocht. Voor ƒ 5000 kwam toen een 5/6 aandeel in bezit van Jan Dirksz. Tagh c.s.
Jan Tagh was directeur van de Westzaandammer papiermolens “de Walvis” en “de Walrus”. Lang zou Tagh niet met de Veenboer blijven werken, want op 16 november 1709 verkocht hij het aandeel in de Veenboer voor ƒ 8583:6:12. De nieuwe eigenaars van de molen waren Cornelis en Jan Honig, twee broers uit Zaandijk, die gezamenlijk een onderneming waren begonnen. In 1712 kregen zij via een ingewikkelde omweg de witpapiermolen “de Vergulde Bijkorf” in bezit, deze molen was al sinds 1662 in handen van de familie Honig. Aan de samenwerking tussen de beide broers kwam in 1738 een einde. Ze besloten om hun bezit te verdelen en ieder zijns weegs te gaan. Jan Jacobsz. Honigh kreeg de Vergulde Bijkorf. Kort na de scheiding kocht Jan Honigh ook de Wormer papiermolen “de Eendracht”.
Cornelis Honigh kreeg de Veenboer toebedeeld. Naast deze molen was hij al sinds 1733 eigenaar van de witpapiermolen “het Herderskind”, die hij echter op zijn eigen naam had staan.
Cornelis Honigh overleed in 1755, beide molens kwamen toen in bezit van zijn zoon Jacob Czn. Honig. Deze Jacob Honig stierf op 15 mei 1770, waarna zijn erfgenamen het Herderskind en “de Veenboer” verkochten aan de Zaandijkers Cornelis en Arend Breet. Voor de twee molens en de pakhuizen “de Kreeft” en “de Spijker” betaalden zij het kapitale bedrag van ƒ 31350. Toen Cornelis Breet in 1806 als laatste van de beide broers stierf, erfden zijn twee zoons de beide papiermolens. Claas en Jacob Czn. Breet hielden de twee molens ondanks de slechte economische tijden in bedrijf. In 1838 breidden zij het bezit nog uit door van de firma Blauw en Briel de witpapiermolen “de Herder” te kopen. Waarom zij dit deden is onbekend, want al in 1842 werd deze molen voor sloop verkocht. Deze verkoop luidde de langzame ondergang van het bedrijf in. Met het Herderskind bleven de broers werken tot 1856, de molen werd toen verkocht aan Pieter Donker die hem verbouwde tot balkenzager. Tot 1879 bleef Jan Jacobsz. Breet met de Veenboer werken, toen werd de Veenboer verkocht aan de Koger koopman/peller Pieter Abraham Dekker, die later met meerdere molens zou werken.
Pieter Dekker liet de Veenboer leegslopen en inrichten als gerstpelmolen. De lange droogschuren en de pakkamers ten westen van de molen werden gesloopt, de voddenschuur ten oosten van de molen werd als opslag ingericht.
De firma Dekker bleef tot 1907 met de Veenboer werken. Daarna hield de firma op te bestaan en werden de molens verkocht. Voor de Veenboer werd een koper gevonden uit het Noord-Brabantse Gemert. In maart 1907 werd het achtkant van de Veenboer gedemonteerd en verplaatst naar eerdergenoemd dorp om daar te gaan dienen als korenmolen. Aldaar kreeg de molen de naam “de Bijenkorf”, hij kreeg deze naam omdat zich op de baard van de molen twee houten bijenkorfjes bevonden, het merk van de familie Honig.
Het molenaarshuis van de Veenboer bleef na de sloop van de molen bewoond. De laatste bewoner was orgeldraaier Heijnis. In 1937 werd het zwaar vervallen huis gesloopt.
Bronnen:
- “De Papiermolens in Noord Holland” H. Voorn 1960 blz. 388-394
- “Dat goede oude Zaandijk” G. Oosterbaan 1971 blz. 99/ 117-118
- “Duizend Zaanse Molens” P. Boorsma 1968 blz. 164
- “Molens in de Zaanstreek in oude ansichten deel 1” T. Neuhaus 1987 blz. 82
- “Molens in de Zaanstreek in oude ansichten deel 2” T. Neuhaus 1987 blz. 80
F. Rol
-----
Op 4 januari 1894 ontsnapte de Veenboer aan een ramp toen hij in in de vuurzee kwam te liggen van de brandende molens Het Guiswijf en Het Fortuin. De Schager Courant deed op 9 jan. 1894 aldus verslag van deze brand:
"De pelmolen Het Guijswijf van Jacob Vis Wz. en de papiermolen de Fortuijn van J. Honing Cz., staande op het Guispad, gem. ZAANDIJK, zijn gisteravond ongeveer 7 uur een prooi der vlammen geworden. De spuiten konden, hoewel er tegenwoordig waren, niets doen dan een volgenden molen, De Veenboer geheeten, voor in brand raken te bewaren. De burgemeester van Zaandijk was ondanks het koude weer op de plaats des onheils aanwezig en gaf daar zijne bevelen. Beide molens waren geassureerd. Het treurigst van deze brand is dat ongeveer 35 man werkloos werden."
Eric Zwijnenberg, 14 mei 2007.