bouwjaar
verdwenen
1921 buiten bedrijf 1928 gesloopt
geschiedenis

1759: Aan de rand van het Gooi, op de grens met Utrecht, stond de korenmolen van Blaricum. Hij werd in 1759 in de buurtschap Zandvoort bij Baarn gebouwd en droeg daar de naam de Santvoortsche Molen. Daar werd hij in 1873 zorgvuldig afgebroken en overgebracht naar zijn latere standplaats te Blaricum, waar hij voor de tweede keer als korenmolen verrees op dezelfde plek waar eens een standerdmolen stond. 

Willem Puijk had een broer Jan en een zus Marritje. Samen met zijn broer Jan bemaalde hij de molen. Jan en Lambert, de 2 zonen van de zus (Marritje Puijk die gehuwd was met Harm Vos) van Willem Puijk, hielpen ook mee in het bedrijf. Zij waren beiden ook molenaar geworden van beroep. Ze woonden met hun kunderen in de boerderij naast de molen.

1921: De molen bleef tot 1921 in bedrijf. De laatste eigenaar/molenaar was Willem Puijk die op 9 oktober 1922 overleed op 87 jarige leeftijd. 

1923: In 1923 veranderde de molen van eigenaar. Twee uit het buitenland afkomstige dames, de gezusters De Virieu Fürstner werden de nieuw eigenaressen. Zij kochten de molen voor ƒ 4.500 van de laatste molenaar van deze molen, Jan Puyk. De dames wilden in de molen gaan wonen. 

Nadat zij een vergunning hadden ingediend om de molen te mogen verbouwen, waren ze alvast begonnen met de sloop van het gaande werk. Er waren al stukken rietdek verwijderd om er grotere ramen in te plaatsen. Het verzoek werd echter afgewezen. In het jaar 1923, het jaar dat De Vereeniging De Hollandsche Molen was opgericht, was juist het verzoek aan alle Nederlandse gemeenten verzonden, om alle molens zoveel mogelijk te behouden. Juist nu werd er voor de molen dus geen vergunning afgegeven om hem tot woonmolen te verbouwen.

De molen met bijbehorende grond werd terug verkocht aan de gemeente voor een veel lager bedrag, te weten ƒ 1.500,--. Burgemeester Klaarenbeek (ambtsperiode 1922‑1946) wilde de gemeente ertoe bewegen om de molen in eigendom te verkrijgen en tevens dat zij de herstelwerkzaamheden voor haar rekening nam. Het liep allemaal anders, de molen verdween, de plannen bleven ...
-----

08-04-1925: Op 8 april 1925 vergaderde de Blaricumse gemeenteraad over een voorstel tot aankoop, restauratie en inbedrijfsstelling van de molen. De financiering zou als volgt zijn: 
De Minister ƒ 350
Ver. De Hollandsche Molen ƒ 100
Heemschut ƒ 100
Ned. Wielrijdersbond ƒ 100
Onbekende gever ƒ 200
De heer Luden, voorz. Stad en Lande van Gooiland ƒ 100
Totaal dus ƒ 950.

De aankoop van de molen met het aangrenzend terrein van 1270 m2 van de dames Viricu Fürstner en de heer Lagerweg zou ƒ 1500 kosten. Volgens berekening van de molenbouwer Wijnveen uit Voorthuizen, welke berekening was gecontroleerd door de deskundige Dekker uit Hazerswoude, zou de restauratie (met gebruik van tweedehands onderdelen) ƒ 4950 kosten.

Kandidaat-huurder voor de herstelde molen was Lambert Vos, die hem voor ƒ 260 per jaar wilde huren voor de tijd van 10 jaar. Het door de gemeente te fourneren bedrag van ƒ 5500 kon zij lenen tegen 5 %, dat is ƒ 275 per jaar. Dat was dus op zich wel haalbaar, maar jaarlijks onderhoud en de afschrijving op de lening werden niet genoemd.

Aangezien de raad zich met dit voorstel overvallen voelde en het niet oneens was met de handelwijze van de burgemeester in het algemeen, werd het voorstel met een verpletterende meerderheid afgewezen, alleen de beide wethouders stemden voor.

07-1925: In juli 1925 werd er nog onder de bevolking gecollecteerd voor het behoud van de molen. De dames die met de lijsten rondgingen, hadden "aardig succes". 
Bron: Laarder Courant De BEL, nieuws- en advertentieblad voor Laren en omgeving, 3 edities van april en juli 1925.
-----

1928: Het verval trad snel in, zoals op de bovenste foto te zien is raakten hele stukken rietdek los. De vervallen molen werd regelmatig door zwervers als slaapplaats gebruikt, wat mogelijk brandgevaar kon opleveren wanneer zij er een vuurtje stookten. De gemeente heeft in april 1928 daarom de molen laten slopen door aannemer Gerard Jacobs*. De houten bovenas heeft nog jarenlang gelegen op de plek waar de molen stond. De houten roeden zijn verzaagd tot houten afrasteringspalen, die nog te vinden zijn langs de Gooiersgracht. 

Willem Puyk liet een ongehuwde dochter na. Het bedrijf werd voortgezet door Jan en Lambert die overgingen op elektrische bemaling in de boerderij. Deze boerderij is op 7 januari 1929 in een hele strenge winter door kortsluiting verbrand. De maalstoel zou daar de oorzaak van zijn geweest. De molen was 9 maanden eerder afgebroken. De familie is toen verhuisd naar de Meentweg 1. De maalstoel is meeverhuisd.

Jan Vos zette het bedrijf samen met Lambert voort. De zoon van Lambert nam het nog een tijd waar, zijn zoon Driekus nam het bedrijf daarna over. In 1984 overleed de laatste molenaar van Blaricum.

*mogelijk is de sloopdatum toch later..
Ik ben een kleindochter van de aannemer Gerard Jacobs die de molen afgebroken heeft; echter dit was pas na 1928 want ik heb nog een foto gevonden waarop mijn moeder, Net Borsen-Jacobs, als meisje van ong. 2 jaar samen met haar twee oudere zussen op een balk van de molen zit, terwijl haar vader de molen aan het afbreken is. Aangezien mijn moeder geboren is in 1928 moet dit dus later geweest zijn.
De originele sleutel van deze molen is trouwens altijd in het bezit geweest van mijn moeder. Na haar overlijden op 22 april 2011 hebben mijn broer en ik de sleutel overgedragen aan de Historische Kring van Blaricum

Informatie van: Alice Gommers-Borsen, 9 mei 2011