bouwjaar
verdwenen
1875 - 1880
geschiedenis

De rechten van deze molen waren in 1567 in het bezit van de eigenaren De Ruitenberg. In dat jaar liet de weduwe van Johan van Twickelo, heer van De Ruitenberg, een nieuwe molen bouwen bij de oude bouwvallige. Hieruit valt af te leiden:
Na de bouw van deze nieuwe molen bleef de bouwvallige molen blijkbaar malen, want de heer van Rechteren protesteerde direct tegen twee in gebruik zijnde molens te Dalfsen, omdat die een te zware concurrentie vormden voor zijn eigen Rechterense molen.

De molen was in 1781 in het bezit van Josias Tegers en zijn vrouw Suzanne Lebuina du Pont.

Toen in 1816 Gerrit Helmus Snel plannen had om een nieuwe molen bij Dalfsen te bouwen deed Suzanne du Pont - sinds 1795 weduwe - alles wat mogelijk was om de bouw van een tweede molen tegen te houden. In een 27 bladzijden tellend bezwaarschrift aan de gouverneur schreef ze dat ze tegen het voorgenomen plan was, aangezien de al aanwezige molen 'aldaar reeds voor honderd jaaren was en niet is gezet op losse schroeven, ook niet zonder reflectie waar een moolen diende gezet te worden...'. Zij had er niets op tegen, 'dat G.H. Snel in de onmiddelijke nabijheid van Dalfsen zette een pelmoolen, of eenig gevaarte tot kortmaking van olijzaad, schors, tras, hout of andere zelfstandigheeden bekwaam, mits die moolen tevens onder deeze of geene coloriet niet dienstbaar zij om voor anderen kooren te molen.' Haars inziens voldeed haar korenmolen ruimschoots aan de vraag.

De situatie zou zo blijven totdat er in 1817 zoveel protesten kwamen tegen de hoge maalprijzen, dat op verzoek van Jan Albertsz. Meiling op 19 april 1817 een tweede proces-verbaal opgemaakt, er in 1818 toestemming werd verleend voor de bouw van een tweede molen.

Suzanne du Pont liet hierop de molen op 6 oktober 1818 publiek verkopen met de schuur en de belt.
Gerrit Grobbe, koopman te Dalfsen, kocht het perceel voor Gerrit Helmus Snel voor ƒ 5425 en voor zeilen en gereedschap ƒ 310,80. Rutger van Ankum uit Gerner stond borg voor Gerrit.

Na 1847 veranderde de molen van eigenaar. Hendrikje van Ankum was de nieuwe eigenares, zij trouwde op 1 juli 1847 met Hendrik Jan van Dijk.
Deze H.J. van Dijk overleed in 1855. Hendrikje van Ankum hertrouwde op 7 februari 1857 met de molenaarsknecht Johannes van den Berg.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 9 jan. 1863:
"Er wordt verlangd, om met primo Mei aanstaande in dienst te treden, een allezins bekwaam Korenmolenaarsknecht, zijn werk grondig verstaande en van de beste getuigenis voorzien. Men adressere zich liefs in persoon bij de Wed. G.H. SNEL te Dalfsen."

J. van den Berg overleed in 1871. De molen werd geërfd door de twee kinderen waaronder zoon Harm die in 1875 op 22 jarige leeftijd overleed.

De molen verdween tussen 1875 en 1880.

Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant, 21 juli 1876:
"UIT DE HAND TE KOOP een in goeden staat zijnde molenas, met stroppen, scheenen en banden, asrad, borststuk met lassen, en een partij hekstokken, alles afkomstig van een te veel zijnde korenmolen. Te bevragen met franco brieven bij J.M. Wentzel te Dalfsen."

In 1956 was de belt nog aanwezig.

Bron o.a.: "Windmolens in de gemeenten Dalfsen", A.G. Kleinjan.