- bouwjaar
- verdwenen
-
1870 vervangen, 1872 gesloopt
- geschiedenis
-
De bemaling van de polders
Zowel Nieuw-Bonaventura, met een belastbare oppervlakte van 2019ha, als Mookhoek en Trekdam, groot 344 ha, vielen al sinds 1600 onder hetzelfde bestuur, zij hadden wel afzonderlijke gekozen Heemraden. Maar voerden steeds hun eigen bemaling en waterlozing.
Nieuw-Bonaventura die sinds de bedijking van 1592 door een ringdijk gescheiden is van de oostwaarts gelegen Mookhoek en Trekdam, werd oorspronkelijk door 4 windmolens bemalen.
Twee te Puttershoek, één te ’s-Gravendeel en één te Strijen. De molens sloegen het water uit in boezems waaruit het dmv duikers en sluizen door de Ringdijk kon weglopen.
Te Puttershoek in de Oude Maas, te ’s-Gravendeel in de Kil en te Strijen aanvankelijk in de Haven.
Deze wijze van overtollig water lozen was erg gebrekkig, dit was vooral voor het westelijke deel van Strijen.
In 1646 werd onderhandeld met de Polders Bonaventura, het Kooiland, het Oudeland van Strijen, het Land van Essche, Uiterdijk en Nieuw-Strijen, de Oude en Nieuwe Klem en de Strijensche Polder, waartoe ook de Mookhoek behoorde.
De polders hadden gezamenlijk een waterafvoer die via de sluis te Strijen het water loosden naar het Hollands Diep.
In een vergadering van de Gecommitteerden van de Polders met Gecommitteerden van Nieuw-Bonaventura op 14 mei 1650 in de Sint Jorisdoelen te Dordrecht werd onder nadere goedkeuring van de Ed. Heeren van de Rekeninge van Holland” in het beginsel tot medeaansluiting van Nieuw Bonaventura bij deze uitwaterende polders besloten, onder welke voorwaarden waarop Nieuw-Bonaventura in de combinatie zou kunnen worden opgenomen waar hij zich verenigt met het deel genaamd den Trekdam die ten oosten begrensd wordt door de Rivier de Kil en noordwaarts loopt tot aan het zgn Landigje van Bevershoek, waarvan het is gescheiden door het Noord-Schenkeldijkje onder de gemeente ’s Gravendeel.
Evenals Nieuw-Bonaventura, zijn ook de Trekdam en de Mookhoek, die samen ca 30cm hoger zijn gelegen dan Nieuw Bonaventura van den aanvang af door één windmolen bemalen, welke in den Trekdam stond en het water in een ongeveer twaalf ha grote boezem voerde, waaruit het zich door een sluis door de Kildijk in de rivier de Kil kon ontlasten.
Deze toestand hield aan tot het jaar 1866, toen onverwachts op een zondagnamiddag op 28 okt 1866 deze molen geheel in vlammen op ging.
Op 31 okt 1866 werd een vergadering gehouden om voorzorgsmaatregelen te treffen om de komende winter de polders van het overtollige water te kunnen ontlasten.
Naar aanleiding van de verbrande molen werden er twee doorgravingen gemaakt oa in de Strijensedijk bij de Kapoenkreek en in de Schenkeldijk. Tengevolge van de hoge waterstanden en het vele regenwater in de winter van 1866/67 stond de Trekdam nagenoeg de gehele winter onder water. De schadevergoeding voor de verbrande molen bedroeg fl 8000,-.
In de vergadering van 15 maart 1867 werd besloten de molen niet te herbouwen, er werd besloten een stoomgemaal hiervoor in de plaats te laten komen.
INFO:
GESCHIEDENIS van de polders NIEUW-BONAVENTURA.
MOOKHOEK en TREKDAM.
info van Henk van der Kaay, 21 december 2008
Vanwege het inklinken van de polder en het stijgen van het buitenwater besloot het bestuur van de polder Nieuw-Bonaventura rond 1741 de bemaling van de polder ingrijpend te wijzigen. Tot die tijd werd de polder bemalen door 2 wipmolens: de Oostmolen en de Westmolen, die beide op een betrekkelijk korte afstand van elkaar waren gebouwd aan het eind van de toenmalige boezem. In 1741 besloot men de Oostmolen te vervangen door een nieuw exemplaar die dienst ging doen als bovenmolen. De boezem werd als zgn. lage boezem vanaf de Oostmolen doorgetrokken tot +- 400 meter bezuiden de 's-Gravendeelseweg, alwaar op de kop een nieuwe wipwatermolen werd gesticht: de Aalsgatsche Molen. Deze nieuwe molen ging dienst doen als ondermolen en loosde zijn water op de lage boezem. De noordelijker gelegen Oostmolen maalde dat water weer op naar de hoge boezem, alwaar de Westmolen ook zijn water op uitsloeg. Bij hoog tij in de Oude Maas, wanneer het water niet op natuurlijke wijze via de sluizen in de molendijk kon worden gesast, kon het water in de hoge boezem nog desgewenst door de Bovenmolen op 's-Gravendeel in de Dordtse Kil worden gemalen. Op deze manier kon men onafhankelijk van het buitenpeil het polderwater blijven lozen. De afhankelijkheid van de wind zou later alsnog de teloorgang van deze bijzondere waterhuishouding betekenen.
Door: Jesse in 't Veld, 08-10-2016
Naar: De Waterkeeringen, Waterschappen en Polders van de Hoeksche Waard en het eiland de Tien Gemeten, L.F. Teixeira de Mattos.