bouwjaar
circa
verdwenen
geschiedenis
Het gebied dat de huidige polders Obdam, Hensbroek, de Wogmeer en Ursem omvat, vormde tot 1535 een watergemeenschap. Daartoe behoorde tevens Overdorp, een buiten de Spierdijk gelegen gedeelte van Berkhout. De Wogmeer was toen nog niet drooggemaakt en stond in open verbinding met het polderwater van de omliggende dorpen. Hieraan kwam kort na de invoering van molenbemaling in het Geestmerambacht (1532) een einde. Waarschijnlijk hebben Obdam en Hensbroek eerst plannen hebben gemaakt voor de inrichting van een nieuwe gezamenlijke afwatering. In 1535 is namelijk sprake van een watermolen die ‘tot beider profijt’ op grondgebied van Obdam was opgericht. Obdam ging echter al snel een stap verder: in 1535 werd het een zelfstandige polder door het afdammen van de sloten die uitkwamen op de Wogmeer en de aanleg van een dijk op de banscheiding met Hensbroek. Jacob van Duvenvoorde, de heer van Obdam en Hensbroek, legde vervolgens een regeling op voor het gebruik van de reeds gebouwde molen door beide dorpen. Ook de aanleg van een sluis en een tocht (voorloper van de latere Uitgang) bij de grens van Hensbroek en Ursem ten behoeve van de afwatering van de Wogmeer moest door Obdam en Hensbroek gezamenlijk worden gefinancierd. Hij verplichtte hen tevens elkaar bij te staan indien Ursem en Overdorp de regeling zouden aanvechten.

Echter, toen Ursem en Overdorp inderdaad bezwaar maakten, sloot Hensbroek zich daarbij aan. Obdam kreeg het verwijt dat het zich onttrok aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de afwatering van de Wogmeer. In 1543 trof Jacob van Duvenvoorde, bijgestaan door Adriaan Stalpaert van der Wiele - de bekende adviseur van keizer Karel V in waterstaatkundige zaken - een nieuwe regeling. Zij bepaalden dat Obdam het recht had om dammen in de meersloten te leggen of te verwijderen en dat de tocht op de grens van Ursem en Hensbroek moest worden verbreed en uitgediept en aan weerszijden van stevige kaden voorzien. Aan het eind van de afwatering moest een gezamenlijke molen worden opgericht om het water van de Wogmeer in de Waard te lozen. Deze molen werd door Obdam, Hensbroek en Ursem samen bestuurd en zou een toepasselijke naam krijgen: de Klammolen (klammen = vechten, ruzie maken). Om het waterbezwaar van de Wogmeer nog sneller te lozen mochten Ursem en Hensbroek hun eigen watermolens bij de Berkmeerdijk gebruiken. Hieruit blijkt dat ook Ursem in 1543 over een eigen watermolen beschikte.
Tijdens de bedijking van de Wogmeer (drooggevallen 1608, verkaveld 1609) werd de situatie opnieuw bekeken. De watergemeenschap tussen Obdam en Hensbroek werd in 1608 hersteld en in 1619 vastgelegd in een accoord. Ursem werd in 1608 een zelfstandige polder en nam tevens de bemaling op zich van de landerijen van Overdorp.

Tekst: Jan de Bruin, 31 dec. 2009.