De molen werd rond 1700 verplaatst naar de plek ca. 200 m ten norrden van het latere station.
Een aquarel van Geussau toont de molen, tesamen met de spoorwegovergang en het spoorwachtershuisje. De molen behoorde toen aan molenaar Poos.
In de Echo van 16 juni 1888 stond het volgende bericht:
"Gisteren voormiddag, even na twaalf uur ontlastte zich plotseling een vreselijk onweer boven onze gemeente. De eerste bliksemschicht, gevolgd door een ratelende slag, zoals zelden gehoord werd, trof ongelukkig doel.
Het hemelvuur sloeg in in den houten molen van den heer Poos, aan den overweg, en hield hier geducht huis. Op twintig en meer plaatsen werd al het houtwerk, alsook één der wieken totaal versplinterd. De kap en de zijwanden werden bij gedeelten weggeslagen, de bliksemstraal sprong van den molen over op de omgeving.
Op de werf werden drie groote kloven in den grond geboord, daarna drong de straal door de dakpannen in de woning van den molenaar. Hier bleef geen vertrek onbezocht, zelfs niet den kelder. Alles werd van de plaats geslingerd en vele ruiten verbrijzeld. De dienstmeid werd getroffen en viel bewusteloos ter aarde, een gedeelte van hoofd en hals had een geel-rode kleur gekregen, daarbij had zij een lichte verwonding. Toen de ingeroepen geestelijke hulp ter plekke was, kwam de getroffene echter gelukkig weer bij, zodat bij het ongeluk en de schrik geen menschenlevens te betreuren zijn.
De molen, die geheel onbruikbaar geworden is, is naar men zegt voor ƒ 5000,= geassureerd. Over de hevigheid van den slag kan men zich eenig denkbeeld maken bij het feit, dat van drie of vier woningen in de nabijheid van den molen door de trillingen der lucht het glas in de ramen verbrijzeld is."
Hierna werd de molen afgebroken en vervangen door een stenen molen.
Bron: Molens in het land van Cuijk, ir. Robbert H. Verkerk, 1988. Ver. Molenvrienden Land van Cuijk. Verzameling H. van der Kaay.