- bouwjaar
- bestemming
Het malen van graan, thans op vrijwillige basis
- omwentelingen
- eigendomshistorie
De gemeente Oosterhout is eigenaar sinds 1975; daarvoor was dat jarenlang de familie Kock-Braat.
- geschiedenis
-
De geschiedenis van deze molen begon, toen, zoals dat in archiefstukken staat genoteerd: Adriaan Quiryn Beljaars assessor (wethouder) der gemeente Hoge en Lage Zwaluwe vraagt aan Z.M. de Koning (dat was toen Willem I) vergunning om een korenmolen op te richten op Den Hout, schrijvende, dat die daar tot op heden ontbrak en er 1300 zielen zijn.
Daarop werd door de 3 molenaars uit Oosterhout gereageerd. Dat waren: 1. Willem Clephas op den Hogen Stenen Windkorenmolen; 2. Adriaan Mertens op den Standaardmolen; 3. Simon Janssens namens de gebroeders Katers molenaar op den Lagen Stenen Windkorenmolen.
Ze schreven aan Z.M. dat Den Hout wel geen molen had maar aan twee zijden tegen hun molens aansloot en er nooit een klacht was gehoord dat de beide stenen molens in Oosterhout indertijd voor exorbitant hoge prijzen waren aangekocht van het Domein in het vaste vertrouwen dat er nimmer zou worden toegestaan, dat er meer molens werden opgericht dat de supplianten met zware huishoudens waren belast en aan personele belasting alleen ƒ 300,-- moesten opbrengen, wat niet meer mogelijk zou zijn als een 4e molen hun inkomsten zou verminderen, dat een 4e molen het dubbele aantal ambtenaren zou vergen om te surveilleren, dat zij daarom verzochten het eerst genoemde request van de hand te wijzen.
Ook de bakkers van Den Hout protesteerden: Wij ondergetekenden, brood-bakkers op t gehucht den Hout, verklaren dat de 3 windmolens onder Oosterhout genoegzaam in staat zijn om het benodigde graan ook voor ons gehucht te malen, zijnde het ons nimmer gebleken, dat er gebrek aan het benodigde meel is geweest. Oosterhout 29 nov. 1835. De bakkers: J. Nuyten en Jean Baptist van der Hoofden.
Ondanks de tegenwerking van molenaars en bakkers kreeg A. K. Beljaars uit de Zwaluwe op 18 april 1836 vergunning om op Den Hout een windkorenmolen te bouwen.
De eerste pachter-molenaar, die zich hier op 5 mei 1836 vestigde was Gerardus Schonkeren, gehuwd met Henrica Beljaars. Hij werd als pachter opgevolgd door Jacobus Johannes Michiel, die met de dochter van Schonkeren was gehuwd. De Zwaluwse bakker Abraham Beljaars erfde de molen in 1866 en na hem Adrianus Beljaars. Jacobus Johannes Michiel verwierf de molen bij legaat in 1898 en verkocht deze in het zelfde jaar aan Adrianus Theodorus Kock.
In 1924 werd de molenwoning gesloopt, waarna een nieuwe werd gebouwd.
In de Tweede Wereldoorlog raakte deze molen zwaar beschadigd, maar er volgde herstel, waarbij ook het stroomlijnsysteem Van Bussel werd aangebracht. Na de oorlog werd een mechanische maalderij in gebruik genomen en kwam de molen tot stilstand, met uiteindelijk ernstig verval als gevolg.
Mevrouw A. Kock-Braat verkocht de molen in 1975 aan de gemeente, waarna restauratie volgde. Daarmee was deze molen draaivaardig, ruim tien jaar later kon de molen ook weer malen.
In de deels afgegraven molenbelt, waarin voorheen een pakhuis en timmerbedrijf waren ondergebracht, is momenteel een slijperij gevestigd. Van de twee inrijpoorten is de zuidelijke poort dichtgemetseld. De bogen boven de vensters en deuren in de gele bakstenen molenromp zijn opvallend wit geschilderd.
In 2013 is het nodige werk verricht, met name wat betreft de doorslag van de muren, niet alleen boven de grond, maar ook daaronder. Een deel van de molenberg werd daartoe afgegraven.
Dit was echter niet voldoende, want ook de kap was aan flink herstel toe, het metselwerk moest grondig worden herzien en het gaandewerk was ook aan een flinke revisie toe.
In juli 2015 werd het werk opgeleverd:
- metselwerk buitenkant, de stenen romp is op één plaats over de gehele lengte vernieuwd;
- bovenwiel nieuwe voering en ruimte tussen kruisarmen opgevuld;
- gangwerk, ook de koningspil, gecentreerd;
- maalstenen waterpas gelegd;
- lange schoor aangescherfd;
- kuip eraf en delen vervangen, houten klemband om kuip vervangen;
- inrijpoort voorzien van nieuw kleedhout;
- binnenkant molen muren met kalk verf behandeld (is nu weer wit. i.p.v. schimmelvlekken);
- loden kraag om de ramen aan de buitenzijde;
- roeden doorgeschoven;
- nieuwe ringleiding om de romp heen;
- kruipalen rechtgezet en/of vervangen;
- grote schilderbeurt, waarbij de oorspronkelijke kleuren zoveel mogelijk terug zijn gegeven.
Helaas bood deze grote beurt onvoldoende resultaat: het gaandewerk bleek, ondanks de diverse ingrepen, toch niet goed maalvaardig. De oorzaak bleek in het kruiwerk te zitten: het tweedehands Engels kruiwerk lag uit het lood en was niet centrisch. Daar is op ingegrepen: in oktober 2018 werden nieuwe rollenwagens, asjes en bouten aangebracht, de kruivloer waterpas gelegd en kreeg ook een stalen plaat. Daarna is men verder gegaan met het opnieuw afstellen van het gangwerk. Dat ging een tijdje goed, maar anno 2021 bleek het malen wederom problematisch.
Begin 2023 werkte men aan een definitieve en tamelijk onorthodoxe oplossing: de molen kreeg nieuwe roeden waarbij ook de zelfzwichting op de binnenroede terug zou keren. De nog bruikbare afkomende roeden stelde men beschikbaar voor herstel elders. De buitenroede ging, na te zijn nagekeken (én ingekort!), naar de molen van Dirksland (ZH) waar deze ongetwijfeld nog de nodige jaren dienst kan doen. De binnenroede is inmiddels afgevoerd.
Op 8 februari 2024 stak men de nieuwe roeden; de zelfzwichting is zoveel mogelijk gekopieerd naar oude foto's en functioneert vooralsnog goed. De bediening ervan gaat via een zwichtring, de bovenas is (dus) niet doorboord.