bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis

Vanaf 1855 tot 1858 werd het Overijssels Kanaal tussen Zwolle en Almelo gegraven. Wolter Strunk, (1835–1912) uit Wijhe zag hier toekomstmogelijkheden, en bouwde aan het kanaal in Marle een windmolen. De molen werd in dienst gesteld op op 28 juni 1860, zijn trouwdag.

In 1875 kwam er een bakkerij bij. De latere bakkersknecht Bernard Weggeman uit Ootmarsum (1859–1948) trouwde met Wolter Strunks oudste dochter en nam het bedrijf van zijn schoonvader over. Hun oudste zoon, Wolter Weggeman (1887–1961) werd op 14-jarige leeftijd al vroeg door zijn grootvader als molenaar opgeleid.

In 1961 nam Wolters schoonzoon Derk Willem Rattink (1907 – 1973 het bedrijf over. Na diens dood werd het bedrijf tot in de midden der 1980-er jaren door twee van zijn zonen voortgezet.

Wolter Rattink sr., 24 maart 2020.
-----

Wolter Struenk, geboren in Wijhe, stichtte de molen in 1860. Hij trouwde in juli 1860 met Johanna Tijhuis uit Hellendoorn. Uit dit huwelijk werden zeven dochters geboren. De tweede dochter Johanna Dederika trouwde in 1886 met de bakker Bernardus Weggeman, geboren in Ootmarsum. Naast de maalderij was er in 1875 ook een bakkerij bij gekomen.
De oudste zoon van Johanna en Bernardus Weggeman, Wolter, werd al vanaf zijn veertiende jaar door zijn grootvader als molenaar opgeleid. Hun tweede zoon, Johan Wilhelm, werd later bakker, en bouwde in 1934 nieuw aan de overkant.
Wolter Weggeman dreef tot zijn dood in september 1961 de zaak. Daarna zette zijn schoonzoon Derk Rattink de zaak voort, terwijl deze later in handen kwam van Bernard en Hans Rattink, achter-achterkleinzoons van Wolter Struenk.
Bron: "Marle in oude ansichten", G.J. Breukelaar, Zaltbommel, 1977.
Met correcties van Werner ten Cate, 26 nov. 2021.
-----

De molen werd in 1935 gesloopt door Bisschop te Dalfsen, het bedrijf werd voortgezet als mechanische maalderij.

nog waarneembaar

Een molensteen bij de voordeur, en ook is er nog een steen van een kollergang aanwezig.
De ijzeren roeden van de molen doen nog dienst als draagbalken, onder het platte dak van het pakhuis dat na afbraak van de molen werd gebouwd.