bouwjaar
verdwenen
afgebroken
geschiedenis
Deze molen bij het erve Scholte Splinterink of de Splinterinkhof werd voor het eerst vermeld in 1554, toen sprake was van "dye meule brede" en een "hoymaet by der mollen".

Toen "de Ordinaris Heren Gedeluteerden deser Provincie" in 1716 het erve en de molen wilden verkopen, werd gemeld: "Het Molleken bij of onder den Hof te Splinterinck gehoorende, redelijk van getimmer bevonden maar in korten wort daar toe een nieuwe steen vereischt." De verkoop ging niet door.

In 1818 hoorde de molen blijkbaar niet meer bij het erve, in 1837 verkocht Frederik Meijer, linnenbleker te Oudootmarsum, zijn linnenblekerij en koren-watermolen aan zijn vakgenoot Gerardus Rientjes, naar wie de molen voortaan Rientjesmolen zou heten. Het was toen "een Koornwatermolen aan den weg naar Nienhuis gelegen met steenen glinten, vijf bilhamers en builkist. Verder met de twee hiertoe behoorende waterkolken aan de overzijde van de weg gelegen, met de watergoot in dien grooten weg naar Nienhuis ...".

In 1848 wordt een bovenslagrad van 3,2 el vermeld. Wellicht in of omstreeks 1875 werd het gebouwtje afgebroken, toen toestemming werd gevraagd voor het plaatsen van een stoommachine bij de blekerij van Rientjes.

Bron: "Molens, Mulders, Meesters", Hagens.
-----

Enkelvoudige waterradmolen met over-slagrad Lag in een noordelijke aftakking van den Vlasbeek; de kolk ten W der straatweg, de molen ten oosten.
Bron: archief Ten Bruggencate.