trivia
Het vorstendom Thorn en de molens

Het vroegere Land van Thorn was een rijksvorstendom dat als onafhankelijke staat deel uitmaakte van het Heilig Rooms Duitse rijk. Het vorstendom was verdeeld in vier kwartieren:
Het kwartier van Thorn, Stramproy, Grathem-Baexem en Ittervoort-Ell-Haler.
Aan het hoofd stond een vorstin. Zij was tevens abdis van het Stift dat in 992 werd gesticht en waar alleen adellijke vrouwen met tenminste acht kwartieren van moederszijde en acht kwartieren van vaderszijde mochten intreden. De stiftdames woonden in voorname huizen, gingen volgens stand gekleed en volgden ook die levensstaat met een kleine hofhouding. Zij legden geen kloostergelofte af en waren vrij om uit te treden en te trouwen. Alleen de vorstin-abdis legde de gebruikelijke geloften en de eed af. Ze deelde het bestuur met het kapittel, dat onder anderen uit kanunniken (priesters) bestond. De graven van Horne, zelf leenmannen van Gelre, waren voogd. Zij waren de eigenlijke beschermers van het Stift. Hun rol was vaak dubieus en het optreden van sommige graven was meer een plaag dan een bescherming voor het Stift en de bevolking.
Het unieke vorstendom werd in 1794 door de Franse troepen bezet en op 1 oktober 1795 bij de Franse Republiek ingelijfd. Het was geen zelfstandig gebied meer en maakte voortaan deel uit van het Departement van de Nedermaas. In 1797 werd het Stift opgeheven.
De eeuwenlange aanwezigheid van de geestelijke stichting, die leden van de voornaamste adellijke families uit Europa huisvestte, heeft tot heden haar stempel op het witte stadje gedrukt. Kerk, huizen, straten. pleinen, poorten en muren zijn de overgebleven getuigen van een cultuurrijk verleden. Alle eigendommen en bezittingen, ook buiten het vorstendom, werden door het Franse bestuur in beslag genomen. De leeggehaalde gebouwen werden tussen 1806 en 1817 voor een spotprijs openbaar verkocht en vervolgens gesloopt.

Het Stift had de volgende molens in het vorstendom:
twee watermolens in Thorn,
een windmolen, die tussen Thorn en Wessem stond;
een watermolen in Grathem:
een watermolen in Baexem;
een watermolen in Leveroy;
een watermolen in Ittervoort;
een water- en een windmolen in Stramproy
en de watermolens van Uffelsen en Beersel.
Alle molens werden verpacht. De overeenkomsten werden meestal voor een mensenleven of langer aangegaan. De overgang van de pacht op anderen werd door de wetgeving bemoeilijkt. Voor de boeren bijvoorbeeld waren dergelijke overeenkomsten zeer gunstig omdat het daardoor lonend was de gronden intensief te bewerken. De molens waren banmolens waarop het recht van molendwang en het maalrecht van toepassing was. De schepenbank van Thorn maakte bij geschillen gebruik van scheidsrechterlijke uitspraken en van uitspraken gebaseerd op het gewoonterecht. Tot het gewoonterecht behoort thans overal nog het water- of het stuwrecht.