bouwjaar
herbouwd
1990
bestemming
Het malen van graan, thans op vrijwillige basis
omwentelingen
geschiedenis

Kort na het midden van de 19e eeuw ontwikkelde Ospel zich tot een kerkdorp. In de buurtschap met de pretentieuze naam "Op de Stad" liet Peter Jan Caris uit Nederweert in 1869 op een perceel bouwland, dat hij daar bezat, een stenen bergkorenmolen bouwen. Het volgende jaar bouwde hij er zijn woning.

Na Caris' overlijden, 2 januari 1890, kwam de molen op naam van zijn weduwe, Anna Geertrudis Laemen. Zij bleef eigenaar tot haar dood. 11 januari 1908.
Michiel Dalemans, die toen reeds een aantal jaren op de molen stond, werd de nieuwe eigenaar. Kort daarna liet deze molenaar onderin de molen als hulpgemaal een maalstoel met benzinemotor plaatsen. 
In 1923 verkocht Dalemans de windmolen met huis en bouwland aan Antoon Weekers, eigenaar van de molen op Swartbroek. Weekers verkocht de Swartbroekermolen en vestigde zich in Ospel. Eerder had hij als molenaar op de St. Josephmolen te Kreijel gewerkt; hij was in de streek dus geen onbekende. Al spoedig werd De Korenbloem 'de molen van Weekers' genoemd.
Bij een boedelscheiding in 1933 kreeg zoon Mathijs de molen toegewezen. In het begin van de jaren dertig was hij molenaar-pachter van de standaardmolen in Baexem. Weekers bleef met het aanbrengen van verbeteringen aan zijn windmolen niet achter bij zijn Nederweerter collega's: in 1935 kreeg De Korenbloem Dekkerwieken, door Adriaens aangebracht. Het was de vijfde molen in de gemeente Nederweert met een stroomlijnsysteem.
Mathijs Weekers verkocht de windmolen met aanhorigheden in 1937 aan de landbouwer Andreas Hubertus Veugen, die zich vervolgens op de molen vestigde. Een zoon van Weekers trad bij hem in dienst. Veugen breidde het bedrijf eind jaren ’30 uit met een pakhuis annex maalderij, waarbij de handel in graan, veevoer en kunstmest een voorname plaats innamen.
In 1944 leed de molen geringe oorlogsschade. Een roede, de kap en de maalzolder waren beschadigd maar werden kort na de bevrijding hersteld. De windmolen, die nog één koppel stenen had, bleef tot 1948 in bedrijf. In het pakhuis werden omstreeks die tijd een hamermolen en een mengerij geïnstalleerd, waarna de windkracht niet meer nodig was.

In de loop der jaren verviel de molen geheel. Rond 1969 was de toestand dramatisch, in 1970 volgde onttakeling.
In 1972 werd de gemeente Nederweert eigenaresse. Deze regelde direct enige noodvoorzieningen om verder verval te voorkomen. Intussen veranderde de directe omgeving van de molen, voornamelijk als gevolg van een ruilverkaveling. Het dorpskarakter verdween door de bouw van een nieuwe woonwijk.

In 1988 werden op initiatief van drs. A.A.M. Jacobs, burgemeester van Nederweert, J.J.M. Ficq, vice-voorzitter van de Molenstichting Limburg en F.J. Willekens, wethouder van Nederweert, plannen ontwikkeld om tot een volledige restauratie te komen. In het voorjaar van 1989 kon opdracht aan Adriaens worden gegeven.

In 1990 werd de molen na een zeer ingrijpende restauratie weer in gebruik genomen. Vrijwel alles wat zich binnen en buiten de stenen romp bevond, moest nieuw worden gemaakt: kap (en ook bovenwiel), staart en roeden, maar ook bijvoorbeeld de koningspil. Alleen de bovenas overleefde het jarenlange verval. Uiteraard is ook het metselwerk grondig nagekeken en heeft men een tweede koppel maalstenen geplaatst.
In feite is het opmerkelijk, dat de molen bij deze restauratie het stroomlijnsysteem Van Bussel kreeg; de enige wiekverbetering hier ooit was het systeem Dekker.

Sinds de restauratie wordt de molen weer geregeld in bedrijf gesteld waarbij soms ook wordt gemalen.

In mei 2019 streek men beide roeden om die elders grondig na te kijken. Al op 13 juni dat jaar werden zij weer gestoken.
In augustus 2019 vierde men op feestelijke wijze het 150-jarig bestaan van deze molen.