bouwjaar
circa of ca. 1770 ?
verdwenen
onttakeld
eigendomshistorie

Molenaars waren:

1702 / 1706 Ary Leenders
1707 / 1784 onbekend
1785 / 1808 Jacob de Bruyn
1808 / 1831 Eldert van der Beek
1831 / 1840 Abraham Hartog
1840 /  ........Gerrit van Vliet
1840 / 1884 Cornelis Rademaker [x Cornelia van Ruitenburg]
1884 / 1922 Frans Hertog [x Willempje Versloot]

geschiedenis

De Binnenwegse Polder

Reeds vanaf kort voor 1460 was er molenbemaling in de Binnenwegsepolder, toen nog een veenpolder.

In 1696 vroeg het bestuur van Zegwaart octrooi aan bij de Staten van Holland en West-Friesland om de Binnenwegse Polder te mogen droogmaken, omdat de landen 'waren geraeckt in een seer desolaten staet, door dien de selve gantsch verslachtturft en tot water geraeckt waren, soodanigh, dat deselve niet meer konden geslachturft werden, maer selfs genoeghsaem waren tot Binnenlandsche Meeren'. Ongeveer de helft was een watervlakte. Bovendien was in 1693 aan de oostzijde de Hoefkade doorgebroken en met grote kosten en moeite gerepareerd.

Twee jaar later kreeg het ambacht zijn octrooi, maar het kon de zaak niet rondkrijgen en zag van de onderneming af. Delfland en Schieland kregen in 1700 het octrooi. Uiteindelijk bleef Schieland over, dat de rechten voor ƒ 57.185,= aan de stad Rotterdam verkocht, die tot 1805 eigenaresse van de polder bleef. Tussen 1701 en 1706 werd de polder drooggemalen met 9 moderne wind-schepradmolens. Niet alleen de Binnenwegse Polder werd drooggemalen: wegens de zwakte van de Landscheiding aan de zuidzijde werden de kaden van de Zoetermeerse Laan, Klapachterweg en Achterlaan/Voorlaan tot de Holvoeterbrug over de Rotte bij Moerkapelle als zuidelijke kaden gebruikt. Ook werd het stuk westelijk van de Rokkeveenseweg tot aan de Delftsewallen bij de polder getrokken. Het resterende veen werd weggehaald. Hiermee verdween ook de al sterk doorgraven Groene Weg die van zuid naar noord iets rechts van de huidige Dwarstocht liep. In de door de stad op touw gezette droogmaking werden ook de twee kleine poldertjes aan de zuidoostzijde van de polder begrepen, de Klap- en de Hoefpolder.

Voor de bemaling van de polder beschikte men over maar liefst negen molens. Zes in de twee kleine voormalige poldertjes en drie langs de Rotte in Bleiswijk. De molens waren voor het gemak genummerd van 1 tot en met 9:
- de nrs. 8 en 9 waren ondermolens;
- de nrs. 6 en 7 waren middelmolens;
- de bovenmolens nrs. 4 en 5 loosden op de ringvaart van de Bleiswijkse Droogmakerij (Tenbruggencatenummer 02887 d), die langs de Rotte ligt;
- de boezemmolens nrs. 1, 2 en 3 maalden het boezemwater in de Rotte.

Uit een kaart van Pierre Ancelin uit 1711 (Beeldbank Regionaal Archief Leiden, signatuur PV93203) blijkt dat de Binnenwegse Polder aanvankelijk de blank staande Klappolder gebruikte als bovenboezem. Nabij de Klapkade stonden toen drie boezemmolens. Mogelijk is de zuidelijkste daarvan, "Den Omval" (nr. 1 ?), later naar het noorden langs de Rotttekade verplaatst om daar nr. 1 (van de Binnenwegsepolder en van de Bleiswijkse Droogmakerij samen) te worden. Tijdens de aanleg van de Bleiswijkse Droogmakerij rond 1770 werd ondermeer de Klappolder drooggelegd, en kwam het gezamenlijke boezemkanaal langs de binnenkant van de Rottekade tot stand.

In 1923 werd de bemaling van de polder overgenomen door twee gemalen, en de molens zijn sindsdien geheel of gedeeltelijk afgebroken. De molens 3, 4, 5 en 7 staan er nog, zij het geknot; alleen molen nummer 8 was een beter lot beschoren. In 1924 werd hij voorzichtig uit elkaar gehaald en weer opgebouwd bij Aarlanderveen onder Alphen aan den Rijn. Deze molen maakt daar tot op heden deel uit van de molenviergang.

De gemalen van de Binnenwegse Polder van 1922 werden in 1949 vervangen door één gemaal.

Bron ondermeer: Vijf meter onder N.A.P., Water in Zoetermeer, Ton Vermeulen, uitgave Gemeente Zoetermeer en Historisch Genootschap Oud Soetermeer, 2000.

nog waarneembaar

Woonhuis opgebouwd op de molenfundering, vh gemaal