- unieke eigenschap
Het bijzondere aan deze droogmakerij is dat er een nieuwe uitvinding in werd toegepast, het hellende scheprad, uitgevonden door de Hagenaar A.G. Eckhardt.
Eerst werden er zes van deze molens gebouwd. Molens 2 en 8 werden daarbij beproefd tegen bestaande molens met een gewoon scheprad. De nieuwe molens bleken het wel wat beter te doen maar niet zoveel dat de meerkosten gerechtvaardigd zouden zijn. De latere molens kregen daarom weer een gewoon scheprad. De hellende schepraderen maakten een hoek van 25° tot 30° met de horizon en lagen dus bijna horizontaal.
- literatuur
In het boekje Molens in Zuid Holland in oude ansichten deel 2 staat onder nummer 15 dat de E-groep slechts drie molens had, dit was echter de A-groep.
Informatie van H. van der Kaay, 30 maart 2009.- trivia
Beschrijving van de onderste foto 5:
de molens v.l.n.r.
Molen nr 1 van de Binnenwegsepolder te Bleiswijk,
Molen A-1 van de Bleisw. Droogmakerij,
Molen A-2 en A-3Aan de westzijde van de Rotte boven Hillegersberg lagen vroeger vijf veenpolders die door turfwinning in de achttiende eeuw vrijwel geheel tot waterplassen werden vergraven. Deze plassen gingen bij harde wind een bedreiging vormen voor dijken, wegen en dorpen. Omdat niemand brood zag in het droogmaken van deze plassen werd deze onderneming uiteindelijk door de provincie ondernomen.
In 1765 werd een voorstel ingediend om het gebied tussen Hillegersberg en Bleiswijk in te polderen. De vijf polders werden in een droogmakerij ondergebracht, genaamd de Bleiswijkse Droogmakerij, ter grootte van 3520 ha.
In totaal waren er 27 molens.
Ze waren geplaatst in zes groepen van vier molens, de A-groep had 3 molens, de groepen B t/m G hadden allen 4 molens. Samen met de Binnenwegse Polder (Tenbruggencatenummer 02887 a) had deze polder één ringvaartmolen op de Rotte gemeen. Ook stonden er nog twee andere boezemmolens van de Binnenwegse Polder aan de gezamenlijke boezem.
Er werden 27 molens gebouwd verdeeld over 7 groepen. Oorspronkelijk werden de molens genummerd:
1: bestaande (verplaatste?) boezemmolen nr. 1 van de Binnenwegse Polder.
2 en 4-9: zeven boezemmolens (nummering/plaats van 6 en 9 verschillend in diverse bronnen).
3 en 10-15: zeven bovenmolens.
17-22: zes middelmolens (nummering verschillend in diverse bronnen).
16 en 23-28: zeven ondermolens.
De eerste molens (met de latere nrs. 1, boezemmolens) werden in 1772 gebouwd, ruim een jaar later werden de bovenmolens met de latere nrs. 2 gebouwd. Weer een jaar later de middelmolens met de latere nrs. 3 en tenslotte ook de ondermolens met de latere nrs. 4.
Van de zeven oorspronkelijke veenpoldermolens werden er vijf ter afbraak verkocht, twee die in goede staat waren werden nog gehandhaafd als reserve.
Molen nummer 6 (de latere D1) is afgeschoven (slechte grond, vermoedelijk vanwege een oudere dijkdoorbraak), en in 1776 afgebroken en op een andere plek in 1777 herbouwd.
Al snel openbaarden zich bij de nieuw gebouwde boezemmolens 8 en 9 ernstige verzakkingen. Men stond toen voor de keus om de onderbouwen van deze molens aan te pakken of de nog bestaande oude poldermolens als bovenmolen te gaan hanteren. Omdat de resultaten van het hellend scheprad tegenvielen besloot men tot de laatste oplossing. De nieuwe molens werden op 12 augustus 1786 voor afbraak geveild. Een ging er naar Overschie voor de nieuwe droogmakerij Rijs-en-Daal (de molen halverwege de voorboezem) en de andere als papiermolen naar Waddinxveen. De beide nog bestaande oude poldermolens namen hun functie over en werden later in de groepen A t/m G meegenummerd.
Elke groep kreeg later een letter, en elke molen daaronder een cijfer. De eerste molengroep beginnend onder Bleiswijk, was groep A. De laatste groep boven Terbregge gelegen, was groep G. Molengroep A had 3 molens, de overige groepen hadden er elk 4. Voor elke molengroep bracht de laagst gelegen molens het water telkens ca. 1 meter omhoog. De bovenmolens brachten het water op een gezamenlijke boezem, vanwaar de boezemmolens het uiteindelijk in de Rotte uitsloegen.
De "oud-Rottenaren" vonden de benaming met al die letters wat lastig en hadden zo hun eigen benamingen daarvoor nl.:
Groep D werd ook wel de Kooigang genoemd door de daar aanwezige eendenkooi.
Groep E, dicht bij de Hoekse kade liggend, werd de Kaagang genoemd.
Groep F werd de hamgang genoemd naar de daar in de buurt staande hamhuizen.
Groep G, dicht boven Terbregge liggend, werd de Breggegang.
De oplevering van de polders was tussen 1778 en 1782.
1913: In 1913/114 werden alle molens vervangen door 5 elektrische gemalen. Tussen 1922 en 1949 ging de bemaling van de polder over op diesel, daarna op elektriciteit d.m.v. twee gemalen.
Bronnen ondermeer:
- Blesewic nr. 24, juni 1992, Oudheidkundige Ver. Bleiswijk.
- Over tegenslag en vooruitgang door J.M. Bakker, Hist. Ver. Den Berchsen Hoeck.
Informatie van Jan Hofstra, Nelly Sonneveld en H. van der Kaay