De molen maalde uit op een vaart, die uitkwam in de Greuns. Het onderhuis mat ca. 4,75 in het vierkant, was ca. 4 m hoog en bedekt met pannen. Tussen de vier gemetselde klippen van 60 bij 60 cm bevonden zich muurtjes van gele steentjes (18 x 8 x 4 cm).

In 1875 bemaalde hij o.a. een perceel weiland van de pastorie van Hempens en Teerns voor een jaarlijks maalgeld van ƒ 3.

Op zijn fiche uit juni 1928 vermeldt Ten Bruggencate: "het onderstuk staat overeind".

Het onderhuis was al rond 1972 sterk in verval, er stond een elektromotor in. Eigenaar was R.T. van de Weij.
In 2000 werd het restant ten behoeve van de stadsuitbreiding van Leeuwarden gesloopt door een loonwerker.

Bronnen:
- Vergeten restanten (3), art. door Harmen Zwart in De Utskoat nr. 84, dec. 1996.
- De Utskoat nr. 98, juni 2000.
-----

Polder Kingma.
Bron: waterstaatskaart Leeuwarden west 1945.