bouwjaar
herbouwd
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
De voorganger van deze molen was een achtkante grondzeiler die in 1651 werd gebouwd. Om welke reden deze molen werd vervangen in 1671 is niet bekend, mogelijk was het kruiwerk van de molen niet in orde. De afbraak en herbouw werd gedaan door Gerrit ten Haeff voor 250 rixdaalders en het ijzerwerk werd door Albert Bockelkamp geleverd voor 77 rixdaalders. Tegelijkertijd werd er ook een rosmolen naast gebouwd.

Deze molen stond aan de Keurhorsterweg op de plaats waar later molenaar Kersjes zijn stoommaalderij had. De molen was gemeenschappelijk eigendom van Wisch en Bergh. Deze molen werd enkele jaren later dan die van Varsseveld gebouwd, vandaar waarschijnlijk de naam 'Nieuwe Molen'.

In 1774/75 werden er diverse reparaties uitgevoerd door timmermansbaas Derk Weting (Derk Wentijnck) met drie knechten. Verschillende delen van de windmolen werden hersteld, zoals het spaandak, de korenzolder, de meelzolder en de trap. Voorts is: 'De Mole geheel gedekt en regt gezet, 't Kogel (kovel-) end na binnen gebragt (en) den Windbalk met nieuwe kussens verzien.' De rosmolen werd ook aangepakt, er gingen 109 mandagen in zitten ofwel 86 gld en 11 stuivers, de materiaalkosten bedroegen 108 gld en 16 stuivers.

In 1853 werd aan de toenmalige molenaar D.A. Colenbrander toestemming verleend om zijn ros-korenmolen te veranderen in een grut- en oliemolen.

Molenaars waren onder meer Venderbosch en 3 generaties Colenbrander (Kersjes was eig./molenaar van de motormaalderij). In 1926 werd de molen afgebroken vanwege bouwvalligheid, het bedrijf werd voortgezet met een motormaalderij.

Bron: "De Nieuwe Molen te Sinderen", D.J.K. Zweers, A.W. Kersjes en E. Tijman, in Molinologie nr. 2 (2007), p. 18-35.