- bouwjaar
- herbouwd
- 1884
- bestemming
Vh. het malen van graan, thans buiten bedrijf
- molenmaker
- Molenmakerij Grinwis, Stellendam (2023/24)
- omwentelingen
- geschiedenis
-
De familie Lijbaart kwam min of meer toevallig in Biervliet terecht. Toen in 1780 de plaatselijk molenaar Maarten Aalbregtse overleed, hertrouwde de weduwe met Pieter Lijbaart, afkomstig uit Retranchement. Hij werkte daar op de (nog bestaande) standerdmolen.
Uit dit huwelijk werd één zoon geboren: Jacob (1792 - 1861). Deze woonde later met zijn vrouw Cathelijntje Schijve in het molenaarshuis in de Hoogstraat, vlak bij de Molenberg, waarop de houten staak(=standerd)molen stond. Hij had twee kinderen, Pieter (1815) en lsaac - vaak gespeld als Izak - (1817).
Jacob had op dat moment in gedachten, dat er onder Biervliet over niet al te lange tijd een aantal schorren zou worden ingepolderd en dat daar zeker in het begin op grote schaal koolzaad zou worden gezaaid. Hij besloot daarom in het trouwjaar van zijn zoon een stenen oliemolen op te richten. Op het stichtingssteentje staan de initialen ILB: Isaac Lijbaart met het jaar 1842 eronder. Hoewel lsaac bakker was van beroep, moet Jacob gedacht hebben: "voor elke zoon een molen".
Jacobs visie bleek heel juist: de Thomaes- en Paulinapolder werden ingedijkt in 1845; de Angelinapolder volgde in 1847. In 1846 was de Paulinapolder zelfs goed voor twee oogsten koolzaad. Het verhaal gaat dat de koopman-molenaar binnen drie jaar de kosten van zijn nieuwe oliemolen had terugverdiend.
Pieter Lijbaart huwde in 1841 Maria Helena Giebel. Zijn beroep is dan molenaarsknecht. Hij overlijdt 7 november 1892 en is op dat moment wethouder. Zijn vrouw was al in 1857 overleden; op haar overlijdensacte staat Pieter vermeld als "olijslager". Broer Izak was op dat moment ook al jaren niet meer in leven (hij was reeds in 1851 overleden, slechts 33 jaar oud) en Pieter huwde zijn broeders weduwe, feitelijk zijn schoonzus, op 15 juli 1858. Hij is dan 42 jaar oud; zijn vrouw 36. Hij staat vermeld als molenaar en zij als molenaarster.
Met de oliemolen ging het later niet zo goed meer, daarom volgde in 1884 de ombouw tot korenmolen. Opmerkelijk is dat de ombouw niet beperkt bleef tot de binnenkant: ook werd de stelling verwijderd, een toegangspoort opgetrokken en de deurtjes beneden dichtgemetseld, waarna er een molenbelt tegen de romp werd gebracht. De aarde hiervoor kwam van de berg van de standerdmolen, die nu overbodig was geworden en daarom gesloopt.
Oorspronkelijk waren drie koppel stenen aanwezig; rond 1958 waren er twee koppel 16der blauwe stenen. Vanaf 1967 hing een mengketel aan het drijfwerk van één van die koppels. Tot 1967 stond in een aparte schuur tevens een haverpletter met 3,5 PK elektromotor.
In 1909 en 1912 waren een Belgische buiten- en binnenroede geplaatst, maar beide waren niet best. In 1923 werd althans weer een houten(!) buitenroede gestoken. In 1938 werd deze vervangen door een nog vrij nieuwe Potroede, afkomstig van de standerdmolen van St. Anna ter Muiden (die een stuk werd verlengd, maar feitelijk nog te kort was). Samen met een van Dinteloord afkomstige Potroede vormde dit vanaf 1947 het wiekenkruis.
In 1960 is onder andere het kruiwerk van houten rollen op een houten vloer hersteld. Een jaar later was opnieuw reparatie van dit zwaar werkende kruiwerk nodig.
De Van Bussel stroomlijnwieken zijn bij de restauratie van 1967/68 voorzien van remkleppen, dat jaar werd ook een goed werkend Engels kruiwerk aangebracht en kregen alle zolders nieuwe vloeren. In 1985/86 volgde flink herstel, waarbij onder meer nieuwe roeden werden gestoken die toen werden voorzien van fokken. Opmerkelijk is wel dat deze roeden, voor een molen die het een tijd met te korte roeden had moeten doen, nu ineens wat aan de lánge kant waren. Zij gingen althans maar net over de werf.
In december 1996 maalde Piet Lijbaart hier de laatste zak meel; daarna heeft hij zijn molen steeds zeer veel laten draaien. Op 3 oktober 2012 overleed hij op 85-jarige leeftijd.
Vervolgens heeft zijn familie dit nog een tijd voortgezet, maar omstreeks 2017 bleek dat de molen niet onder een grote restauratie uit kon. Na enige jaren van stilstand werden op 12 november 2020 beide roeden gestreken en de staart verwijderd. Niet veel later nam een speciaal opgerichte stichting, die naar totale restauratie streefde, het eigendom over.
Eind 2022 kwam het nieuws dat de molen gerestaureerd ging worden, dit nadat de gemeente Terneuzen zich garant stelde. Kort daarna volgden de eerste werkzaamheden: de kap moest in gedeelten worden afgevoerd om elders te worden hersteld. Op 8 februari gingen bovenas en -wiel afzonderlijk van elkaar eruit. Niet lang daarna begon ook het werk aan de stenen romp.
Eind mei 2023 zag de geheel vernieuwde kap er in de werkplaats van molenmaker Grinwis prachtig uit! Vervolgens moest de kap weer grotendeels uit elkaar, omdat deze anders niet over de weg (en door de Scheldetunnel!) kon worden vervoerd.
Intussen was het metselwerk zeer grondig (en fraai) hersteld en eind augustus stond de nieuwe kap erop. Vrijdag 13(!) oktober 2023 stak men de nieuwe roeden en hing de staartbalk aan. In november werd, ondanks het af en toe zeer slechte weer, gewerkt aan de ophekking en diezelfde maand maakte de molen zijn eerste rondjes.
In het nieuwe jaar stond nog één relevante 'buitenklus' te wachten: herstel van de inrijpoort. Bij de ingrijpende verandering van 1884 van stelling- naar beltmolen had men deze poort als het ware 'los' aan moeten leggen: er was geen echte verbinding tussen toog en molenromp en die poort is begin 2024, op het deurfront na, geheel afgebroken om daarna weer te worden opgebouwd.
Ideeën over hoe deze molen uiteindelijk maalvaardig moet worden gemaakt zijn er, maar ook - vanwege de kosten - vooruitgeschoven naar 2025. De molen kan dus draaien, maar het binnenwerk nog niet!