bouwjaar
circa , 1712
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
Op 24 september 1669 werd voor de erfpachtsom van 3 pond een windbrief verstrekt (het recht om een molen te mogen bouwen en exploiteren) aan Pieter Gerritse Durver, plateelbakker te Gouda voor een stenen molen om verf mee te malen te Delft, onder Delfland. Dat betrof waarschijnlijk deze molen, omdat dit toen nog de enige stenen loodwitmolen in de omgeving betrof.

Eerder, op 23 oktober 1654 en 26 november 1655, werden aan deze Durver (Durven) ook al windbrieven verstrekt voor een wipmolen (3 pond) en een verfmolen (2 pond 10 schelling) buiten de stad Delft. Of de wipmolen een voorganger was van de stenen molen, danwel dat het één of meerdere molens in de omgeving betrof, is onbekend.

Bron en algemene informatie: www.gahetna.nl, index Grafelijkheidsrekenkamer: windrechten (molens)
-----

Hendrik Joppe van Dijck : Volgens de gemeentelijk archiefdienst Delft is er een testament van Hendrik en zijn vrouw aangetroffen dd 3 september 1668 (Notarieel Archief inv. nr. 2138, fo. 239) De vrouw wordt daarin voluit Marijtge Adriaensdr. Laansloot genoemd. Hendrik was "verruw molenaar op de Steene Veruwmolen bij de Cromme Heul" ten Oosten van Delft gelegen. Geen van beiden kon, blijkens hun ondertekening door een merk, schrijven.
In het 10e Comparitieregister van de Delftse Weeskamer staat op folio 316, dat Hendrick Joppe van Dijck op 8 augustus 1671 voor deze instantie verscheen in verband met de dood van zijn vrouw, Marijtge Adriaensdr. Dit om de voogdij voor zijn dochter Magteltje te regelen.
Maartje Ariensd (Marijtge Adriaensdr) Laansloot. Maartje is overleden op woensdag 3 april 1669 in Delft.
Beroep: verfmolenaar (Hendrick was "verruw molenaer" op de "Steene Veruwmolen bij de Cromme Heul" buiten de Oostpoort gelegen)
Mike van der Waard, 17 augustus 2010.

De molen was circa 100 voet hoog en had een vlucht van ca. 80 voet. Rond 1712 een loodwitmolen (zie dbnr. 1758), vanaf 1750 verfmolen, in 1784 genoemd als snuifmolen en later als oliemolen.

De witmolen was lange tijd in bezit van de wed. Pijnaker en werd in 1778 verkocht aan Nicolaas Struijk, die er een snuifmolen van maakte en de molen een naam gaf.

Na verkoop in 1826 aan de gebr. De Haan, werd de molen als oliemolen in gebruik genomen. De laatste eigenaars waren de erven Mertz. Afgebroken in 1896.
Bron: onbekend.