De molen werd in 1892 gebouwd door molenmaker P. Medendorp uit Zuidlaren voor bemaling van de polder Glimmen (453 ha).

In 1925 werden de roeden voorzien van zelfzwichting; later kwamen daar stroomlijnneuzen bij. In 1929 werd een 15 pk Bronsmotor geplaatst om bij te weinig wind de vijzel te kunnen aandrijven. 
In de jaren ’40 investeerde het polderbestuur flink in de windkracht. O.a. werd er onder toezicht van J. Wiertsema voor meer dan ƒ 13.000,-- hersteld, waaronder molenmakerswerk van B. Dijk en H. B. Koning.
In 1956 stak Bremer nieuwe roeden die van stroomlijnneuzen werden voorzien.

In 1971/72 vond opnieuw herstel plaats door Bremer: o.a. een nieuwe houten vijzel, zelfzwichtingskleppen, en veldmuren (door aannemer H. Postema, Groningen) en maakten de kruipalen plaats voor een rondgaande ketting. Ook verdween rond die tijd het molenaarshuis. 
In 1992 vond herstel plaats door de fa. Dunning (de opvolger van Bremer). Dit werk betrof o.a. staart, gevlucht, betimmering achtkant en gaandewerk. 

In 2003 onderging de molen een forse restauratie, waartoe hij zelfs geruime tijd geheel onttakeld stond. Het gehele wiekenkruis werd vernieuwd, waarbij de Van Bussel-stroomlijnneuzen vervangen werden door fokwieken, de zelfzwichting bleef. De kruipalen keerden terug, dit vanwege verzakkingen op de molenwerf.