De Grondwet, 23-01-1883
GRONINGEN, 29 Dec. Hedenmorgen, kwart over drie, 'werd het slapende Groningen gewekt door de welbekende brandsignalen. Het bleek, dat brand was uitgebroken buiten de voormalige Kranepoort en wie in den lieven winternacht door den modder daarheen baggerden, zagen spoedig,— de felle vuurgloed was op een afstand te zien dat het vuur een molen had aangetast. De run- of wel "bark"molen van den heer Hofman, waarbij eene leerlooierij behoort, stond in volle vlam. Het was een vreeselijke en toch ook, afgezien van dit vreeselijke, een prachtig schouwspel. De vlam werd door den brandbaren inhoud gevoed en aan redden van den molen viel niet te denken. Thans nu wij "dit schrijven brand de molen nog; het is de vraag, of het huis zal gered worden. De oorzaak is tot nog toe ten minste onbekend; gisterenavond moet nog in den molen zijn gewerkt Voor twaalf jaren verbrandde, naar men zich bij dezen brand herinnerde, een molen op dezelfde plek; de voorganger van dezen.