De molen bemaalde de Wieringapolder (later T. Tiessen), groot 57 ha (eerst 49 ha).
Sinds 1876 met twee aangrenzende polders verenigd in de Meedenertilsterpolder en bemaalde met Fransum 1099 de laatste polder. Afgebroken in 1879, tengevolge van de afsluiting van het Reitdiep.
Bron: archief Van der Veen.
-----
Op 27 juni 1850 verleenden Gedeputeerde Staten aan de weduwe van K.M. Wieringa vergunning tot de inpoldering van 49 ha land. De middelgrote molen met een vlucht van 11,5 m vlucht sloeg via een tochtsloot uit op de Fransummertocht. De bemaling werd nodig vanwege de inpoldering van de landen van de weduwe H. Kuipers in 1848.
In 1855 werd de polder in het noorden met 8 ha vergroot door het verleggen van de Fransummertocht.
Bron: "Beschrijving van de molenpolders in het Westerkwartier ...", K. van Rijn, 1862, Aduarder Zijlvest no. 8.