bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis
De kwaliteit van het water in de grachten heeft eeuwenlang zorgen gebaard. Teneinde hier verbetering in te brengen werden in 1650 buiten de Haarlemmerpoort drie watermolens gebouwd die het water uit een boezem moesten uitmalen in het IJ. Het water uit de grachten werd door sluizen of duikers geloosd in deze boezem. De molens bleken echter weinig uit te richten en werden in 1667 afgebroken.

Op 2 juni 1687 werd de bouw van vier vuilwatermolens goedgekeurd, waarvan er twee dichtbij de oude plaats buiten de Haarlemmerpoort kwamen en twee aan het einde van de Nieuwe Vaart bij Zeeburg. Aangezien de laatstgenoemde molens een te grote boezem voor zich bleken te hebben, werden ze in 1759 verplaatst naar de Kadijk bij het Funen.

De stadswatermolens hadden een vierkante gemetselde voet van één verdieping waarbinnen het wateropvoerwerktuig, een scheprad, zich bevond. De vier molens konden het stadswater maar 2,5 cm per etmaal doen dalen, zodat niet meer bereikt werd, dan dat het water dat door lekking of schutting in de stad kwam, weer werd afgevoerd. Regenwater en toevloeiing van grondwater vielen daar dus buiten. Rees het buitenwater tot 60 cm boven peil, dan konden de molens geen dienst meer doen.

De stadsvuilwatermolens konden maar weinig uitrichten voor de milieuhygiëne van de stad.

Op 29 maart 1783 brandde de buitenste molen aan het IJ buiten de Haarlemmerpoort 's middags om een uur af. Kort daarna in 1783 werd de andere molen voor afbraak verkocht. Op de plaats van de molen op de afbeelding werd later de molen het Klaverblad gebouwd. (info M.v.A.I)

Besluit tot de afbraak van de stadsvuilwatermolens aan het Funen werd op 9 juli 1812 genomen door de Conseil Municipal.

Deze gegevens zijn afkomstig uit diverse artikelen van mr. J.H. van den Hoek Ostende.
Nico Jurgens, 9 jan. 2008.