- bouwjaar
-
1859 verbrand en herbouwd ?
- verdwenen
-
gesloopt
- afkomstig van
- geschiedenis
-
De Roomolen van bolwerk Schinkel is na afbraak (1845) buiten de Singelgracht opnieuw opgebouwd als korenmolen, in de "tuyn Ypenwoud" in de Stads- en Godshuispolder tussen de kavelsloten Pestsloot en die, die later tot J. v. Lennepgracht is vergraven. Op het terrein van de Rijks-cellulaire gevangenis.
In 1850 werd de molenaars Arie Kersten en Jacobus op der Heyde toegestaan op hun woonhuis achter de herrezen Roomolen een molentje te zetten tot het malen van kaneel, piment, nagelen en andere kruidenierswaren. Dit molentje kreeg de naam Het Jonge Hart (Tenbruggencatenummer 07227). In 1853 kregen Kersten en Op der Heyde vergunning op de Roomolen ook cacao en specerijen te mogen malen.
In 1884 werd het voormalig buitenverblijf Ipenwoud doorgraven vanwege de verbreding van de aangrenzende sloot tot Jacob van Lennepkanaal, hetgeen ook het einde betekende van de Roomolen en de specerijmolen Het Jonge Hart.
De herinnering aan de Roomolen leeft wellicht nog voort in de naam van de in 1896 gebouwde en in 1911 verbrede Koekjesbrug over de Singelgracht: die zou afgeleid zijn van de koekjes cacao tot het bereiden van chocolademelk, die men aan De Roomolen kon kopen.
Bronnen:
- "Het einde van de korenmolens op de Amsterdamse bolwerken" door J.H. v.d. Hoek Ostende, artikel in Jaarboek Amtelodanum 1972.
- "De molens van Amsterdam", G.J. Honig, 1929, blz. 141.
Theo Bakker, 9 & 10 sept. 2008.