- trivia
- J.S. IJzenbeek komt bij juni 1828 voor in het voorslagharenboek van Klaas Haremaker & Zn in Koog aan de Zaan. Hij bestelde een voorslaghaar met 47 knokkels.
Ron Couwenhoven, 12 okt. 2013.
-----
Op 22-07-1885 berichtte Het Vaderland het volgende:
Gisteren is het kind van den baas op den oliemolen bij Harlingen tot op de balustrade van den molen geklommen en werd daar dooreen der roeden zoodanig geraakt, dat men voor het behoud van zijn leven vreest.
Ingezonden door Caroline Schaeffer, 20 mei 2021
-----
In Uit de knipseldoos nr. 54, De Utskoat nr. 96, dec. 1999, koppelt Popke Timmermans (zonder bronvermelding) J. IJsenbeek aan oliemolen De Zeemunnik te Harlingen en geeft als bestaansjaren voor die molen ca. 1566-1886. Jan Sikkes IJsenbeek was van 1814 tot 1862 de eigenaar van de Harlinger oliemolen.
W.J. Pekelharing noemt De Zeemunnik als eerste: Doch eerst met zekerheid weet men, dat in 1566 in Harlingen een windoliemolen werd opgericht, welke onder den naam van „De Zee Munnik" is blijven bestaan tot 1916, toen hij gesloopt is. Bron: De Olie-industrie in Nederland en De Amsterdamse oliemarkt door W.J. Pekelharing, Tijdschrift voor economische geographie, Volume 10, blz. 148, 1919.
Hoewel functie (oliemolen) en sloopjaar (1916) van deze Zeemunnik overeenkomen met de Harlinger oliemolen, klopt het vermelde oprichtingsjaar (1566) daar niet mee. Bunskoeke is in zijn archiefonderzoek de naam De Zeemunnik nergens tegengekomen, wat vreemd is voor een zo recent gesloopte molen. Geconcludeerd kan worden dat Pekelharing (in ieder geval de naam van) deze molen verzonnen heeft. De koppeling die Popke Timmermans suggereert tussen De Zeemunnik en Jan IJsenbeek is als gevolg daarvan dan ook onterecht.