bouwjaar
herbouwd
verdwenen
verbrand
geschiedenis
De 's-Heerenbergse molen stond op de thans nog als zodanig bekende 'Molenberg' thans R.K. kerkhof aan de Oude Doetinchemseweg, even ten Noord-Oosten van het stadje [bij oorlogsmonument en bushalte].

In 1444 was er reeds sprake van de molenkuil achter de molen aldaar (Regest 575 Archief Huis Bergh).
In 1451 werd deze molen vermeld met de molens te Zeddam, Didam en Gendringen, toen Willem, heer van Bergh, aan het door hem gestichte gasthuis in de Kellenstraat een rente schonk van 1 mud rogge en 1 mud mout uit elk van zijn vier molens in de genoemde plaatsen (Regest 658 Archief Huis Bergh).

De molen te 's-Heerenberg was, evenals de andere Berghse molens te Zeddam, Didam en Gendringen, een dwangmolen. De onderzaten van het graafschap Bergh waren verplicht daar en nergens anders hun graan te laten malen. Dat deze bepaling wel eens ontdoken werd leert ons een brief uit het Archief Huis Bergh van 4 augustus 1475 (Br. no. 295) waaruit blijkt dat de pachter van de molen te 's-Heerenberg, Hendrik ten Alten, ruw opgetreden was tegen een zekere Gerrit Tike, die zelf rogge gemalen had in plaats van dit op de molen te laten doen en daarvoor zijn maalgeld te betalen. Hendrik ten Alten pleegde zijn gewelddaad echter in Terborg dat onder de heer van Wisch behoorde. Deze zette de Berghse molenpachter dan ook prompt gevangen en graaf Ludolf van Bergh moest naar de heer van Wisch schrijven om Ten Alten's vrijlating te verzoeken en de zaak te schikken.

Op 22 juli 1570 werd de molen door de bliksem geraakt en volkomen vernield.

Bron: artikel door H. Stam in De Graafschapbode, 19 januari 1959.
-----

Ten Bruggecate meende dat deze molen een torenmolen was, maar uit onderstaande historische data blijkt dat dit zeker niet het geval was. De gegevens zijn verzameld tijdens archiefonderzoek door drs. D.M. Bunskoeke (persoonlijke mededeling 14/2/2017):

Bewijzen voor een standerdmolen staan in de rekeningen van Huis Bergh:
• in 1441/1442 was “die molen ten Berge verbrant” en dat lijkt op een houten molen te duiden.
• in 1469/1470 staat er: “die spill up den moellen ten Berge was ontwe, ind men most se up een kort weder gemaect hebben” (inv.nr. 2034).
• in 1470/1471 meldt men dat “Berndt by meyster Steven ten Berge ander moelen geweest ind dair enen nyen staindert in ghesteken”, dus een nieuwe standerd voor de molen (zie het jaar hiervoor). Daarna is het in dezelfde rekening helemaal overduidelijk: “Item doemen den stander inden molen ten Berge setten solde, heefft Werner ter Hoeven die muer onder moelen affgebraken ind heefft die voete weder ghemuert dair die belke up liggen dair die stander up steet”.
• in 1479/1480 (inv.nr. 2046) wordt er gesproken van een onbruikbare molensteen “die noch ten Berge onder der mollen steet”. Aangezien er geen steen onder een torenmolen, maar wel onder een standerdmolen kan staan…
• in 1505/1506 (inv.nr. 2068) staat er: “anden mollen then Berghe, ass men die borst weer dairomme maickten”. Ook dit slaat m.i. op een standerdmolen (de borst).

Van de overige molens wordt regelmatig gemeld dat reparaties aan het muurwerk nodig waren, maar van die in ’s-Heerenberg niet. Toen de molen in 1570 was vernield door blikseminslag (22 juli), werd ook direct daarop “eenen stander” in het bos bij Didam uitgezocht voor het herstel (rekening 1569/1570, inv.nr. 1635).
Overigens werd er ook recht gesproken bij de molen (inv.nr. 131, brief van 13 juli 1462), buiten de stadsmuren.
-----