bouwjaar
/ na 1842
herbouwd
1842 verbrand en herbouwd
verdwenen
geschiedenis

In 1836 verzochten timmerman Stephanus de Kort en korenmolenaar Nicolaas Lassooij aan de koning toestemming om een nieuwe korenmolen te mogen oprichten aan de Weesperzijde in gemeente Nieuwer-Amstel, bij het Runmolenpad. Hoewel er geen wettelijke reden was om toestemming te weigeren, waren het provincie- en het stadsbestuur niet genegen om toestemming te verlenen.

Slechts enkele jaren daarvoor was immers ter plekke korenmolen De Batavier voor het malen van belast graan opgericht, en er bestond geen behoefte aan een extra korenmolen in dat dunbevolkte gebied. De bedoeling van de aanvragers was uiteraard om graan uit Amsterdam te gaan malen.

De eigenaar van De Batavier vond immers ook geen genoegzaam middel van bestaan, voordat hem in 1814 [*] de weg geopend werd om voor de bakkers te Amsterdam te malen.
Die gelegenheid nam hij te baat, om de molen te verkopen aan een combinatie van bakkers, die zich lieten vertegenwoordigen door de bemaler A.J. Bekker.

Bron: Concurrentie tussen binnen- en buitenmolenaars, Ons Amsterdam 1967, pag. 82.

 

 17-09-1842: Rotterdamsche courant

Gisteren namiddag circa 5 ure is de korenmolen de Batavier, tusschen de stad Amsterdam en de Kalfjeslaan gelegen, en toebehoorende aan A.J. Bekker, met alles wat daartoe behoorde, tot den grond toe afgebrand. Tweehonder zak graan en zestig zak meel zijn daarbij of verbrand of door het water bedorven.

Menschenlevens heeft men niet te betreuren. De oorzaak van den brand is onbekend.


In 1914 was de molenaar Geerlof Griffioen (1840-1924), die toen bij de molen zijn 50-jarig huwelijk vierde, en ter gelegenheid daarvan een familiefoto liet maken. Geerlofs zoon Cornelis was de laatste molenaar op de Oudhuizer Molen in Wilnis.

Per 1 januari 1921 werd een gedeelte van het grondgebied van de gemeente Nieuwer-Amstel door de gemeente Amsterdam geannexeerd. De molen moest plaats maken voor de woningen in de Rivierenbuurt in Amsterdam.