bouwjaar
verdwenen
afgebroken
geschiedenis
De windpelmolen op de Eusebiuswal was in 1830 eigendom van de weduwe van Hendrik Willem Brouwer, die de molen zelf exploiteerde.

De molen was van steen en had geen stelling, hij stond op de wal. De molen had twee koppel stenen en een gevlucht van 80voet.

In 1840 werd de molen verkocht aan Johannes Hendrikus de Bruin (landbouwer onder Elst). Hij exploiteerde de molen tot 1847 en bood hem toen te koop aan in de Arnhemsche Courant. Die verkoop is niet door gegaan, op 27 juni 1850 behandelde de Arnhemse raad een verzoek van Jan Hendrik de Bruin (1789-1871) om de pelmolen te mogen inrichten voor het malen van granen. Dit verzoek werd door de gemeenteraad negatief geadviseerd, omdat de ligging van de molen als het ware uitnodigde om de geldende belastingvoorschriften te ontduiken.
'....dat bij beschouwingen onzer stedelijke belastingen gewigtige bezwaren zijn gerezen en wel uit hoofde dat de bedoelde molen op den stadswal geplaatst ten deele "intra"ten dele "extra muros" staat en aan de buitenwalzijde door slechts matige hoogte door een walsnaar van een openbare weg, die onmiddellijk langs de rivier van den Rijn loopt, niet is afgescheiden, zoodat van die zijde eene rigtige surveillance aan het onmogelijke en van de binnenzijde door twee toegangen over den wal en daarenboven uit de belendende tuinen en tuinhuizen te naderen de allergemakkelijksten toegangen tot den molen, zoo niet aan het onmogelijke grenst en die rigtige surveillance alleen door aanhoudende anbtenaren op den molen geplaatst te houden zou verzekerd kunnen worden, waartoe zeer bezwarende kosten zouden vereischt worden en nog meerdere personeel noodig zin dan wij al reeds in functie hebben."

Het verzoek werd afgewezen. In april 1852 kocht de gemeente Arnhem de molen voor een bedrag van ƒ 3600,=. Het totale verworven complex was 17.31 are groot. Kort daarop liet de gemeente de molen afbreken. Ook het daar gelegen Pelmolenbastion werd in verband met de uitbreiding van de stad geslecht. Het geheel werd in 1856 veranderd in een tuin.

Bron: Arnhemse molens en hun geschiedenis, Dr. G.G. Janssen, 1999, pag. 37, 60.
Informatie van H. v.d. Kaay, 15 april 2008