Op de hoek van Saeftinghe aan de samenvloeiing van Honte en Schelde, een strategisch punt, stond het bolwerk, een groot en stevig kasteel van de graaf van Vlaanderen. Wanneer het gebouwd is, is niet bekend, maar de grafelijke periode in Saeftinghe, dus vanaf 1260, lijkt daarvoor in aanmerking te komen. Op het einde van de dertiende eeuw stond het er.
Niet ver daar vandaan lag het dorp Saeftinghe, met kerk en windmolen. In 1236 kreeg Saeftinghe van de gravin een keur, op basis waarvan het dorp rond 1300 als stad aangemerkt kan worden.
De stormvloed van 1398 deed de dijken van de Westpolder en Saeftinghe breken. Eigenaren die onwillig waren om aan het herstel mee te werken, moesten door de graaf gedwongen worden. In 1404 zette een grote vloed op 18 november het Land van Saeftinghe en Beveren weer blank. De dijken bij het kasteel werden beschadigd, de molen was kapot. Opnieuw werd alles hersteld.
In 1421 werd het land getroffen door de Sint-Elisabethsvloed. De dijk bij kasteel was weggeslagen en de molen lag weer in stukken. In de loop van 1530 en 1531 werd alles hersteld. Dat betekende inclusief de reparatie van vijftien kilometer dijk. De stormen van januari en februari 1552 bliezen de windmolen van de Cijnspolder omver (Tenbruggencatenummer 15201).
De Allerheiligenvloed van 1570 bracht veel schade in Saeftinghe. Over een molen werd toen niet meer gesproken.
-----
De namen van vele pachters van de grafelijke molens in Saeftinge (De Polder van Namen, en Cheijnspolder) en Hulst tussen ca. 1450 en 1600 zijn bekend gebleven.
De molen woei in 1552 omver, en was in 1560 weer in gebruik.
Bronnen:
- Malen in moeilijke tijden, A. de Kraker en F. Weemaes, 1995. De geschiedenis van de grafelijke ros, wind-en watermolens in N. Vlaanderen en aangrenzend Zeeland tussen 1450 en 1610.
- Molens in Hulsterambacht, art. door A. Viaene in jaarboek Oudheidkundige Kring De Vier Ambachten, 1931.
Beide verzameling H. van der Kaay.