Op het Zuiderbastion van de ruïne van het kasteel Vredenburg werd in 1578 een molen van Buiten Wittevrouwen overgebracht. Gerrit en Anthonis Willemsz waren eigenaar van de molen. In 1581 was Gerrit Jansz de eigenaar. In 1587 was de molen in handen van Huybert Petersz van Wijck. In 1593 vroeg Huybert uitbreiding van zijn grond aan op het plein van Vredenburg met het doel er een rosmolen op te plaatsen. In plaats daarvan werden het vier huisjes.
In 1611 was Peter Huybertsz zijn vader opgevolgd. In 1633 besloot Peter Huybertsz zijn zoon Jan Petersz als compagnon aan te nemen, de molen heette toen "het Cosgen". Peter trok zich terug uit het bedrijf in 1655, hij verkocht zijn helft aan zijn schoonzoon Beernd Gerritsz van Elburg.
In 1666 waren Peter Huybertsz van Wijck en zijn echtgenoten al overleden, ook van Elburg was inmiddels overleden en zijn weduwe hertrouwde met Lambert Gerritsz van Spal, zij bezat nog steeds de helft van de molen. De molen had toen ook wel de naam "de Gouden Bodem".
Op 18 maart 1710 was Gerrit van Elburg nog steeds de eigenaar voor de helft van de molen, mogelijk verkreeg hij ook de andere helft. De molen was inmiddels verbouwd tot een grutmolen.
Kort vóór 1713 brandde de molen af waarna hij weer werd herbouwd op het Noorderbastion van de ruïne van het kasteel. Dit werd De Fortuin, Tenbruggencatenummer 10130.
Bron: "Zes eeuwen molens in Utrecht", W.A.G. Perks.