bouwjaar
circa
verdwenen
1658, voor 1694
geschiedenis
In 1609 lenen Frans Martens Kiel en zijn vrouw Ida Doedes Baerdt 300 goudgulden, mogelijk om deze molen te kopen of te laten bouwen. In 1611 wordt de molen voor het eerst expliciet vermeldt als dit echtpaar de molen in onderpand geeft bij een nieuwe lening. Ida overlijdt in 1613, in datzelfde jaar geeft Frans 'sijn papiermolen met d'huijsinge daarbij, staende ten noorden buijten deser stede' nog als onderpand op.

Jacob Lous (plm. 1560-1617) vervaardigde rond 1610 een zeer gedetailleerde plattegrond van zijn woonplaats Harlingen, en tevens een bijbehorend aangezicht van de stad vanuit het noord-noordoosten. Deze werken hangen in de vaste collectie van museum Het Hannemahuis. Op het aangezicht staat vooraan in beeld een papiermolen (zie afbeelding). Het lijkt een normale wipmolen te zijn die op een platte onderbouw / schuur is geplaatst.

In 1617 blijkt uit de afwikkeling van de nalatenschap van zijn eerste vrouw Aaltje Sweerts, dat lakenkoper Frans Jacobs de Rijnk (ook: De Ringh) eigenaar was van de molen. Ook in 1620 was hij dat nog met zijn tweede vrouw Trijntje Jacobs. In 1625 werd gesproken over 'Eme Jacobs papiers muelen'. Deze Ime Jacobs de Rijngh was een broer van Frans. Mogelijk waren Imes zoon en schoondochter, Jacob Iemes de Rinck en Martintie Guliaensdr, in 1633 eigenaren want in leningen werd hij pampermaecker genoemd en woonden ze samen op den papiermoolen.

In 1652 werd de molen door Lolle Tiaerts (ook: Tieerdts) en zijn vrouw Martje Wijbrants (ook: Martien Wijbrens) verkocht aan de doopsgezinde bakker Pijtter Douwes en zijn vrouw Atie Auckes. Hetzelfde jaar verkocht Pijtter de molen door aan Huijbert Sents. In 1656 werd de molen ook als hennepklopper omschreven. In dat jaar verkocht de weduwe van Huijbert, Claescke Jans, het huis met grond en land, schuur en de in onbruik geraakte molen, aan chirurgijn Marten Beems. Zijn weduwe, Antie Jacobs, verkocht het huis met opstallen, waaronder de molen, in 1658 aan Rijck Gosses. Waarschijnlijk is de molen nadien verder vervallen.

In 1694 werd het terrein 'alwaer voor desen de pampier molen heeft gestaen' door koopman Jacob Meiles (mede voor de kinderen van zijn overleden vrouw Heertie Seerps Gratema) verkocht aan vier Harlinger gortmakers. Zij bouwden hier de opvolger, een nieuwe pelmolen.

Bronnen:
- "Molens in en om Harlingen een rijke historie", door Tj. Severein, 1990. Met dank aan H. van der Kaay.
- "molens, mensen, bedrijven, overzicht van vijf eeuwen Harlinger bedrijfsmolens op windkracht", drs. D.M. Bunskoeke, Beilen 2016.