- bouwjaar
-
circa
- verdwenen
- geschiedenis
-
Deze molen hoorde bij het klooster Klaarwater. Het is niet bekend wanneer precies hij werd gebouwd, maar hij staat op de kaart van Witteroos duidelijk aangegeven, dus in 1570 stond hij er al. De molen werd niet tegelijk met het klooster afgebroken, hij verdween tussen mei 1818 en februari 1819.
In dit gebied staan op verschillende kaarten enkele boerderijen aangegeven en hier heeft ook de herberg de Slok gestaan. Uit 1651 dateert de eerste vermelding van boerderij de Pennebuul, waarbij het een boomgaard en boerderij betrof.
In een acte uit 1678 staat de locatie van de boerderij duidelijk beschreven. Ten westen lagen goederen van het Convent van Claerenwater, ten noorden de Claerenwaterse molen, ten oosten de IJsseldijk en ten zuiden Steven Rutghers. De boerderij zal gelegen hebben in de boerderijgroep aan de Gelderse Dijk vlak voor de oprit van de oude IJsselbrug. De boerderij kan ouder zijn geweest dan 1651, omdat ook op de kaart van Witteroos hier een boerderij staat aangegeven. In de 18de eeuw was dit een posthuis, herberg, pleisterplaats en boerenerve. In 1810 werd het huis aangekocht door het Rijk om dienst te doen als tolhuis. Deze herberg stond hier al in 1574, blijkt uit een archiefstuk waarin melding wordt gemaakt van een betaling van 4 stuivers voor één ‘vaems biers’. In het midden van de 19e eeuw wilde de stad Hattem het pand en het daarbij horende tolrecht kopen van het Rijk maar wegens de hoge prijs en de bouwvalligheid werd ervan afgezien. Het pand werd afgebroken.
Op 16 mei 1818 nam Jacob Westerink een hypotheek van ƒ 1200 op zijn Klaarwatermolen en huis en hof en zes schepels bouw. De hypotheek werd verstrekt door de kerk van Oosterwolde en afgesloten door notaris Boonzajer te Oldenbroekland. Op het onderpand rustte reeds een hypotheek van ƒ 2000 ten name van Harmen Nijenhuis te Heerde.
Vóór februari 1819 was het gedaan met de Klaarwatermolen, want toen werd een geldlening aangegaan door Westerink met als onderpand de Molenbeld. Jacob overleed op 8 oktober 1819 te Elburg.
Bron: Archeologische Waarderingskaart Hattem 2009.